Welkom op deze website
Opera in twee akten van Ruggiero Leoncavallo.
Libretto: tekstboek van de componist zelf
Inleiding.
Volgens de gegevens van de componist zou het een waar gebeurd verhaal zijn uit zijn jeugd, dat zich heeft afgespeeld in een klein dorpje in Zuid-Italië. Zijn vader zou daarbij als rechter hebben moeten optreden. De gebeurtenis is bij de kleine Ruggiero in het geheugen blijven hangen en is decennia later door de componist weer tot leven gebracht. Het is een prachtig verhaal van liefde, overspel, haat wraak en passionele moord een onderwerp voor én van alle tijden. Een onderwerp waar vele schrijvers zouden van dromen , maar door weinigen bereikt kon worden. We kunnen van dit tekstboek wel zeggen dat het zonder muziek ook zijn eigen leven zou kunnen leiden en een even spannend , opwindend en emotioneel schouwspel zou zijn. De opera zou in première gaan op 12 mei 1892 te Milaan.
Rolverdeling. Stem. Eerste Cast
Canio, pagliacci ( Pierrot) ----------------------- tenor ------------------------------ Fiorello Giraud
Nedda, Canio's vrouw. ---------------------------- sopraan --------------------------- Adelina Stehlé
Tonio, mismaakte clown ------------------------- bariton ----------------------------- Victor Maurel
Silvio, Nedda's broer ------------------------------ bariton ----------------------------- Amrio Ancora
Peppe, komediant --------------------------------- tenor --------------------------- Francesco Daddi
Tijd: omstreeks 1870
Plaats: Een dorpje Montalto in Calabrië.
Proloog.
In plaats van een ouverture, begint deze opera met een proloog. Deze broemde proloog is een soort gezongen ouverture een tot dan toe nooit gebruikte vorm op het gebied van de opera, Tonio treedt gekleed als clown, het pak dat hij in het komediantenspel draagt, op voor het doek en vraagt de aandacht van het publiek. voor het vertellen van de gebeurtenissen die op het podium zullen plaatsgrijpen. Gebeurtenissen die de auteur in zijn jeugd diep hebben getroffen. Deze aria bestaat uit drie leidmotieven.
Het eerste is de aankondiging van het spel. Het tweede is smartelijk, het wordt het thema van de immer lachende maar ook innerlijke verscheurde Paljas met een tragische grootheid. Het derde is een liefdesthema, week en zoet, het vormt het hoofdmoment in het innige liefdesduet dat het werk bevat, wanneer Nedda in de armen van Silvio vlucht. Dan bereikt de proloog het hoogtepunt, letterlijk, dat voor de baritonstem niet is voorgeschreven, maar door traditie is ingelast en die de hoogte van As en G opdrijft. De clown nodigt het publiek uit om te kijken en laat nu het woord aan het theater.
De componist laat het publiek voelen dat de artiesten ook mensen van vlees en bloed zijn, en dat de geschiedenis die zal opgevoerd worden van alle tijden is en zal blijven.
Akt. 1
Beide bedrijven spelen zich af op het dorpspleintje van Montalto af. De bevolking haalt vol enthousiasme een troepje reizende komedianten binnen, die blijkbaar ieder jaar het plaatsje met hun bezoek vereren. Hun leider Canio blijkt zeer populair te zijn en houdt een toespraak tot het publiek( aria :" Un grande spettacola " ) ,waarin hij voor de avond een successtuk aankondigt. " De liefdesavonturen van Paljas ". Canio is een opvliegende neurotische artiest, die getrouwd is met een veel jongere vrouw Nedda, die door hem van de straat is gehaald en opgenomen als comedienne in zijn troep. Zij heeft echter bij een vorig bezoek aan Montalto een verhouding aangeknoopt met een jonge boer, Silvio. De mismaakte clown Tonio is eveneens op Nedda verliefd. Een van de omstanders ziet hoe Tonio, Nedda aankijkt en waarschuwt Canio schertsend dat hij moet opletten voor deze mede-minaar, Canio vertelt de omstaander dat theater en het echte leven niet hetzelfde is. Op de planken speelt hij de bedrogen echtgenoot maar in werkelijkheid moet niemand dat spelletje met hem wagen. (aria: " Un tal gioco, creditermi "). De spelers worden uitgenodigd in de herberg om een glaasje te gaan drinken, terwijl het grootste deel van de omstaanders naar de mis gaan in de kerk. Canio herinnert ze er nog aan dat de voorstelling om zeven uur begint.
Nedda blijft alleen achter. Haar slecht geweten zorgt er voor dat ze zich zorgen maakt over de woorden van haar man. Maar de warme zomerzon verdrijft spoedig haar bange voorgevoel en zij zingt een aria over de vogels die zorgeloos door het luchtruim vliegen.( aria: " Stridono lassu " ). haar mijmering wordt onderbroken door Tonio, die haar zijn liefde betuigt en haar lastig valt. Nedda poogt hem eerst af te wijzen door hem te bespotten, maar als hij tenslotte, handtastelijk wordt, geeft ze hem een slag in het gezicht. ( duet: " So Ben, che difforma ..." ). Hij gaat weg en mompelt dat hij wraak zal nemen.
Nauwelijks is hij weg, of Silvio verschijnt . Hij poogt Nedda te overtuigen Canio te verlaten en met hem te vluchten. ( duet: Decidi il mio dester. ") Nedda verzet zich maar geeft zich gaandewag gewonnen. Hun gesprek wordt afgeluisterd door Tonio die ijlings Canio gaat halen. Hij besluipt de minnaars juist op het moment waarop deze het uur van hun vlucht afspreken. Silvio weet ondanks een achtervolging van de jaloerse Canio te ontkomen. Terug gekomen poogt Canio van zijn vrouw de naam van zijn rivaal te weten te komen, daar hij die niet heeft herkend. Zij weigert deze te zeggen, maar Tonio fluistert hem in beter tot s' avonds kan wachten, daar de minnaar ongetwijfeld bij de voorstelling aanwezig zal zijn en zich daar zal verraden. Tonio en Peppe gaan het toneel op het plein optrekkenen en Canio blijft alleen achter om zijn beroemde ( aria en smartlied te zingen : " Vesti la giuba ") en filosofeert over het lot van de toneelspeler terwijl zijn hart verscheurd wordt door smart toch moet hij blijven lachen. Het publiek heeft echter voor de voorstelling betaald en hij sleept zich voort om zijn narrenpak aan te trekken en zich te schminken.
Akt. 2
Een kort intermezzo en het doek gaat open, het toneeltje staat er nog, het is avond en het gordijn is nog gesloten.Het publiek begint plaats te nemen, waaronder ook Silvio die daar met het centenbakje rondgaat. Hij wordt gewaarschuwd door Nedda voor Canio. Eindelijk kan de voorstelling beginnen en gaat het doek open voor de harlequinade. Nedda als Comobina verwacht haar minnaar Harlekijn, die haar achter de schermen een serenade brengt ( serenade: " O Colombina il temero filo Arlecchino ") De rol van Arlecchino wordt gespeeld door Pepe. Tonio als Colombina's knecht Taddeo komt op met een mand gevuld met inkopen voor een soupertje. Hij maakt haar op komische manier het hof, maar ontvangt een oorveeg voor zijn moeite. Harlekijn klimt ondertussen door het raam en schopt Taddeo de deur uit. Een duetje tussen Colombina en Arlecchino wordt gestoord door een zenuwachtige taddeo die de plotselinge thuiskomst van Paggliacci aankondigt. Toevallig zijn Colombina's afscheidswoorden tegen de door het raam ontsnappende Arlecchiono letterlijk dezelfde die ze 's middags tegen Silvio heeft gesproken. Canio, als Pagliacci , verliest hierdoor het besef van de grens tussen schijn en werkelijkheid en speelt zijn rol met moeite verder. De toneelsituatie lijkt zo sterk op de werkelijkheid dat hij voortdurend uit zijn rol valt en de naam van de werkelijke minnaar tracht te weten te komen. Vergeefs herinnert Nedda hem er aan dat hij Paljas is. (aria: " No , Pagliaccio non son... " ) Zo werpt hij tegen zijn vrouw haar ondankbaarheid en trouweloosheid voor de voeten. Hij blijft haar de naam van haar minnaar vragen onder afschuw van het publiek die de situatie weinig humoristisch begint te vinden. Hij grijpt een mes van de gedekte tafel en als Nedda blijft weigeren steekt hij haar neer. Silvio springt op het toneel om haar te redden, maar wordt eveneens neergestoken. Terwijl agenten komen aansnellen trekt Canio het gordijn van het toneeltje dicht met de woorden " LA COMMEDIA E FINITA "
Leoncavallo het slachtoffer van zijn eerste succes.
Leoncavallo's muzikale fantasie werd gewekt door de veelheid van situaties die hij als tekstdichter zelf heeft geschapen. Hij is binnen dit werk met beperkte tijdsduur van amper één uur, lyrisch en dramatisch dichter; stemmingsschilder en psycholoog tergelijkertijd. Hij vindt melodieën vol emoties en expressie die het publiek in het diepste van hun ziel raken en de emoties ten top drijven.
Toch kon de jonge Ruggiero moeilijk producenten vinden om zijn muziek op het podium te brengen. Hij moest om in zijn onderhoud te voorzien pianolessen geven en als pianist rondtrekken. Hij besloot zijn geluk te wagen door deel te nemen aan een wedstrijd voor de prijs van Rome. Een wedstrijd die werd uitgeschreven door Sonzogno en werd ingericht voor éénakters, dus korte werkstukken met een maximumtijd van 1 uur. Leoncavallo's inzending " I Pagliacci " was wel kort van duur maar bleek in twee akten te zijn ingedeeld . waardoor hij werd gediskwalificeerd en dus geweigerd voor de wedstrijd. Toch had het werk danig veel indruk op de jury en Sonzagno gemaakt dat hij de toelating kreeg om het werk alsnog op te voeren buiten de wedstrijd om.
Sonzogno zorgde er voor dat de partituur onmiddellijk werd uitgegeven en hij de opera mocht brengen aan het " Theatro dal Verme " te Milaan, een theater dat al meerdere prachtstukken in wereldpremière voor het publiek had gebracht. De première vond plaats op 21 juni 1892. Het werd een bijval zonder weerga en na enkele dagen was de naam van de componist bekend over heel Italië.
De winnaar van de wedstrijd Pietro Mascagni met zijn éénakter " La Cavaleria Rusticana " won en ging in première op 17 mei 1890. Na de première van " I Pagliacci " werd het een traditie deze twee werken aan elkaar te linken en worden ze nog altijd samen op één avond opgevoerd en zijn de twee opera's onafscheidelijk met elkaar verbonden.
De eigentijdse look van de veristische opera's.
De veristische opera's uit de tweede helft van de 19° eeuw behandelde voor het eerst levenssituaties uit eigen tijd, de tijd waarin de componist zijn zelf heeft geleefd en zijn opera's heeft gecomponeerd.
Terug kunnen we Verdi zien als een van de voorlopers in dit genre met zijn " la Traviata " in 1853. Na 1855 komen een nieuwe generatie componisten de kop opsteken, zoals Leoncavallo, Mascagni, Puccini, Korngold, Cilea, Giorano.
In Frankrijk had men de tegenhanger van de Veristische opera, de " Naturalistische opera's " beïnvloed door het verisme en hier had men ook generatiegenoten zoals, Massenet, Bizet, Charpentier en in Rusland componisten zoals Prokofjev en Sjostakovitsj.
De kroon aller veristische opera's is toch wel " I Pagliacci " van Leoncavallo. Die opera heeft de structuur van een Griekse tragedie voorgesteld in " Commedia Del Arte " personages. Totaal nieuw was de proloog waarbij een van de acteurs zich rechtstreeks richt tot het publiek en het verhaal komt schetsen wat de toeschouwer er van kan verwachten. Verdi had vroeger al eens gebruik gemaakt van een proloog in zijn opera's " Giovanna D'Arco " en " Attila " dit werd daar alleen gebruikt voor een tijdsoverbrugging van een paar decennia ,dit in 1845 en 1846. Het op deze manier betrekken van het publiek krijgt een extra dimentie wanneer blijkt dat de opera zelf handelt over een toneelgroep die voor het publiek acteert. De climax van het verhaal wordt eigenlijk bereikt wanneer de hoofdfiguur " Canio " het verschil tussen fictie en werkelijkheid niet meer kan onderscheiden en Tonio's proloog geeft de kijker aldus een hint van " Canio's " psychologische toestand.
De opera heeft een korte structuur maar is toch ingedeeld in twee akten. ( Het is zelfs goed mogelijk deze twee akten door het subtiele intermezzo vloeidend in elkaar over te laten lopen als één geheel wat voor een operafilm goed zou uitkomen.)
De eerste akte toont het hoofdpersonage in het dagelijkse leven, waar de tweede akte hem toont binnen de context van een door hun opgevoerde toneelvoorstelling. Voor de kijker en luisteraar versterkt deze splitsing het gevoel van de verwarring tussen fictie en werklijkheid. Het veristische karakter van deze opera is ontegensprekelijk aanwezig: liefde, ontrouw, haat, jaloezie en tenslotte wraak. Doch deze gevoelens zijn deels oprecht en deels geacteerd. De laatste woorden van deze opera laat het publiek ruimte over voor een interpretatie, " La commedia è finita " de komedie is voorbij. De acteur " Canio " richt zich tot het publiek en tot zijn vrouw die hij zopas vermoord heeft of gaat hij nog steeds op in de toneelvoorstelling zonder fictie en werkelijkheid van elkaar te scheiden ? Dit is een thema dat past in alle tijden ook in de moderne tijdsfeer van de 21° eeuw. Dit doen er weinig componisten hem na.
De internationale carrière van deze opera.
Historische uitvoeringen.
De première ging door aan het " Theatro dal Vermi " in Milaan op 21 mei 1892 Fiorello Giraud als eerste Canio, de legendarische Franse bariton Victor Maurel als Tonio en Adelina Stehlé was de eerste Nedda. Het feit dat de grote Maurel de rol van Tonio creëerde was de oorzaak dat de proloog door deze figuur gezongen wordt. Het was Leoncavallo's bedoeling dit te laten doen door Canio de tenor ( In Italië wordt soms nog voor deze optie gekozen.) Maurel was echter niet heel tevreden met zijn rol, die geen enkele solo bevatte, waarop Leoncavallo zijn proloog transponeerde en voor Maurel zijn stem aanpaste. Het werk had vanaf het eerste uur een overweldigend succes. Nog geen 6 maand later creëerde Fernando De Lucia het werk reeds in Londen , in hetzelfde jaar 1893 volgde de Metropolitan Opera met Melba, DeLuca en Ancona in de hoofdrollen. Aan alle grote operahuizen over de ganse wereld is dit werk een blijvend repertoirestuk en wordt hij traditioneel gekoppeld aan Mascagni's " Cavaleria Rusticana ".
Historische uitvoeringen in de lage landen.
Ook in de Nederlanden wordt dit werk al spoedig een populair repertoirestuk. Zelfs ten tijde van de oude Nederlandse Opera onder de Groot en Van Der Linden. De rol van Canio werd gezongen door Déziré Pauwels, Nedda door Cato Engelen-Seuring, Tonio door Jos Orelio en Silvio door August van den Hoeck. In latere opvoeringen zong Chris De Vos de rol van Canio, terwijl ook de Antwerpse tenor Louis Morrison er ook triomfen vierde.
In België vinden we de eerste nota's aan de Munt te Brussel op 19 mei 1895 en te Gent ook op 14 oktober 1896 ook in het Frans met Anna Grégia ( zong te Gent in 1896/97) als Nedda; Charles Gautier als Canio( hij zong te Gent van 1894/1901), Henri Dons als Tonio ( hij zong te Gent van 1896 tot 1905) verder vinden we nog Caïn als Peppe en Piens als Silvio.
Een eerste vertoning in het Italiaans op 4 april 1906 met Spada als Nedda, Grandi als Canio en Arrighetti als Tonio. Dit werk heeft ook steeds repertoire gehouden en tot 1980 noteren we 273 voorstellingen waarvan 233 in het Frans, 44 in het Italiaans en zelfs 6 in het Nederlands. ( de eerste Nederlandse vertaling in 1942/43, na de bevrijding terug in het Frans).
Historische opnames.
Uit de honderden volledige opnames kies ik :
1) voor de allereerste van 1907 onder de leiding van Carlo Sabajno aan de Scala met Antonio Paoli als Canio, Guiseppina Huguet als Nedd en Francesco Cigada als Tonio. Deze akoestische opname is ook op CD beschikbaar. Bongiovanni cat: GB1120-2
2) de tweede van 1999 onder de leiding van Riccardo Chailly met José Cura die een zéér moderne Canio is zowel naar zang en uitbeelding, Barbara Frittoli als Nedda en Carlos Alvaresi als Tonio. Audio CD: Decca records Cat: 467086-2
3) de derde(1976) samen gekoppeld met " Cavaleria Rusticana " onder leidingvan Guiseppe Potané met Luciano Pavarotti als Canio, Mirella Freni als Nedda en Ingnar Wixell als Tonio is zowel op Audio CD:Decca 2894705702 als op DVD verkrijgbaar op Deutsche Grammophon Cat: 070 428 of 004400734033
Mario Lanza (1921-1959) zingt hier de beroemde aria: " Vesti la Giuba " uit de eerste akt. van " I Pagliacci " van Ruggiero Leoncavallo . Dit is een scéne uit zijn laatste film " For the first time " (1959) enkele maanden voor zijn dood.
Mario Lanza verbleef voor het draaien van zijn laatste twee films in Italië. " The seven hills of Rome " zijn voorlaatste en nog in hetzelfde jaar " For the first time " in 1958/59. Niemand vermoede toen dat dit zijn laatste theater scène zou worden en " Voor de eerste keer " werd in werkelijkheid " Voor de laatste keer ".
Met dank aan Mario Lanza kenner Dirk Everaert.
Biografie.
Was een Italiaanse opera tenor geboren in Parma op 22 oktober 1870 en aldaar overleden op 28 maart 1928. Hij was de zoon van de beroemde tenor Ludovico Giraud (1846-1882), die tijdens een tournee door Amerika ziek werd door de gele koorts en er aan stierf in Guadaljara. Zijn zoon in zou in vaders voetsporen willen treden maar door diens dood werd hij 1/2 wees en werd hij opgevangen in een internaat. Hij had zich zijn toekomst anders voorgesteld en moest nu zijn weg vinden als bakkergast, telegrambesteller en hoefsmid. Zijn zangtalenten werden echter ontdekt en kon daardoor zijn zangstudie aanvangen in het consevatorium in Parma. Hij ging er studeren bij Salvatore Auteri Manzocchi (1845-1924) en ook later te Milaan bij de tenor Enrico Barbacini (1834-1905). In december 1891 debuteerde hij in het " Teatro Civico " van Vercelli in de titelrol van Wagners " Lohengrin ". Die première werd bijgewoond door de componist Leoncavallo, en Fiorelli werd gevraagd om de titel rol te zingen in zijn " I Pagliacci " die in 1892 in première zou gaan. De wereldpremière ging dan door op 21 mei 1892 onder de leiding van de toen nog jonge dirigent Arturo Toscanini, aan het " Teatro Del Verme " in Milaan, zijn parteners waren Adelina Stehle en de wereldberoemde bariton Victor Maurel , Francesco Daddi en Mario Ancona, die première werd een overdonderend succes.
Op die manier werd Fiorellin gevraagd aan alle grote Italiaanse operahuizen van die tijd. In 1894 Bologna als Fenton in Verdi's " Falstaff, in 1895 volgde Genua, 1900/01 in " La Fenice " in Ventië en in Parma. Nu volgde ook de buitenlandse operahuizen in 1896 Licieu van Barcelona, en in 1897 als Cassio in Verdi's Otello te Monte Carlo met de wereldberoemde Francesco Tamagno in de titelrol, die was trouwens de persoonlijke vriend van Verdi. In 1898 volgde het operahuis van Santiago, in 1899 tot 1901 aan het Theater van Real Madrid, ook in 1901 werd hij uitgenodigd aan het operahuis van Cairo en in 1903 volgde het theater " Poleatama " in Buenos Aires.
Hoewel zijn meeste rollen voor lyrische tenor waren zong hij ook spintorollen. In de herfts van zijn loopbaan zong hij ook Wagnerrollen, Tristan, Walter von Stolzing, Siegmund, en Siegfried. In 1908 zong hij de Italiaanse première van " Péleas en Mélisande "van Debussy aan de Scala van Milaan. Als zanger werd hij vooral gewardeerd in veristische rollen en ook als Wagner vertolker, heel vreemd is dat hij de rol van Canio niet veel meer heeft gezongen na de wereldpremière, er zijn ook spijtig genoeg geen audio of geluidsdocumenten beschik baar van die rol. Hij had een succesrijke loopbaan tot 1918 en later probeerde hij het ook als filmacteur van 1919 tot 1921. Nadien werkte hij nog als zangpedagoog tot hij overleed op 58 jarige leeftijd te Parma.
Tekst moet nog verbeterd worden.
Zeer zeldzame opname van 1904 van Fiorelli Giraud de eerste Canio in " I Pagliacci " tijdens de wereldpremière op 21 mei 1892 , spijtig genoeg zijn er geen audiodocumenten beschikbaar van deze opera van Leoncavallo. Maar Fiorelli Giraud was in Italië ook een gewaardeerd Wagner vertolker. Hier een aria in een Italiaanse versie uit " Die Meistsingers von Nürnberg " opname uit 1904.
Was een Italiaanse operatenor geboren te Napels 1864 en overleden op 22 oktober 1945. Hij begon zang en piano te studeren en wijdde zich daarna aan een loopbaan als operazanger. Hij debuteerde in 1891 in het " Teatro dal Verme " in Milaan en het jaar daarop creëerde hij de rol van Beppe in Ruggero Leoncavallo's opera " I Pagliacci " in het zelfde theater waar hij zijn debuut maakte.
In 1900 verhuisde hij naar Londen om te zingen aan het " Royal Opera House Covent Garden " waar hij het ganse operaseizoen afwerkte. Hij heeft zijn ganse loopban gericht op het vertolken van bijrollen, maar dit bracht hem ook naar de Verengde Staten, waar hij optrad aan het " Manhattan Operahuis " het tweede operahuis van New York. Hij zong er enkel bijrollen voor tenor maar stond zo naast de grootsten van de toenmalige operawereld zoals Enrico Caruso, Marcella Sembrich, Louise Homer, Marcel Journet en Antonio Scotti. Hij verhuisde naar Chicago waar hij tienjaar lang komische basrollen speelde tot 1920, waarna hij zich terug trok van zijn podium prestaties. Hij zong naast tal van grote beroemdheden en zo heeft hij met hen ook van 1907 tot 1920 wel 170 opnamen gemaakt op 78 toeren platen op het label " Colombia records. Hij overleed te Chicago op 81 jarige leeftijd.
Tekst moet nog verbeterd worden.
Francesco Daddi zingt hier de aria " Una Furtiva Lagrima " uit Donizetti's " Elisir d'Amore " . Francesco maakte tussen 1901 en 1918 wel 170 opnamen op de labels Edison , Zonophone, Rca Victor en Colombia records.
Prachtige film met Placido Domingo als Canio, Teresa Stratas als Nedda, Juan Pons als Tonio, onder de muzikale leiding van George Prètre en de regie van Franco Zeffirelli
Een productie van de Italiaanse Televizie in 1954 met de legendarische tenor Franco Corelli en de even legendarische bariton Titto Gobi de sopraan van dienst Mafalda Micheluzzi, onder leiding van Alfredo Simonetto.
Meest recente reacties
23.11 | 07:47
https://basiaconfuoco.com/2016/11/02/la-gazza-ladra/
13.11 | 11:59
ik deed nog een componist er bij
https://basiaconfuoco.com/2018/02/14/romeo-en-julia-van-gounod-bellini-en-zandonai/
09.11 | 12:11
https://basiaconfuoco.com/2020/06/24/zelmira-van-rossini-ontroerend-mooi-totaal-vergeten/?fbclid=IwAR2tRY4KPE3Qp0I8CRdBMVsD3skHGdKFB7aPCAxGgwgnxO-PxnVlJhAVHs8
28.10 | 20:09
Altijd weer bijzonder interessant, Gilbert. Wat de eerste opname betreft van José Van Dam (in 'Deh vieni a la finestra' van Mozart): ik hoor de originele versie, met pizzicato-orkest en mandoline solo