Welkom op deze website
Opera van Gioacchino Rossini met ouverture en vier bedrijven en vijf tonelen.
Libretto van Etienne Jouy en F.Bis, naar Schillers " Wilhelm Tell ".
Inleiding.
Rossini was 38 jaar toen hij " Guillaume Tell " schreef, een werk in een voor hem geheel nieuw genre, dat van de grote romantische opera. Men noemde dit het begin van dit genre, alhoewel Aubers " La Muette de Portici " nog een jaar ouder is (1828) .
Naar de mening van vele kenners was deze opera zijn belangrijkste werk . Hij heeft er zes maanden aan gewerkt een lange tijd voor een veel-of snelcomponist die hij altijd geweest was. Hij slaagde er in een muziekdrama te scheppen van grote kracht, zoals Beethoven , in zijn zesde symfonie ( " De Pastorale ") die voor het eerst heeft gecomponeerd geïnspireerd door Weber en Mendelsohn. Een Duitse opera dus ? Een bovennationale opera zou men beter kunnen zeggen. De melodiek is Italiaans, de tekst Frans, de inhoud Zwitsers en de schildering van de natuur Duits. De triomfen die het werk vierde, kunnen hedendaagse toehoorders zich nog nauwelijks meer voorstellen. Nadat het applaus bij de première op 3 augustus 1829 was aangezwollen tot niet eindigende ovaties voor de componist, werd " Guillaume Tell " niet minder dan vijfhonderd maal zonder onderbreking in de Parijse Opéra uitgevoerd.
Rolverdeling. Stem. Eerste Cast.
Guillaume Tell ----------------------------- helden-bariton -------------------- Henri-Bernard Dabadie
Hedwige, zijn vrouw --------------------- mezzo-sopraan ------------------------------------- Mile Mori
Jemmy, hun zoon ------------------------- sopraan ------------------------------Louise-Zulme Dabadie
Melcthal ------------------------------------- bas ------------------------------------------------------- Bonel
Arnold --------------------------------------- helden-tenor -------------------------------Adolphe Nourrit
Walter Fürst ------------------------------- bas ----------------------------------------- Nicolas Levasseur
Gessler, gouverneur ---------------------- bas ---------------------------------------- Alexandre Prévost
Mathilde, zijn zuster --------------------- sopraan ------------------------------ Laure Cinti-Damoreau
Ruodi, een visser ------------------------- hoge tenor ------------------------------------- Alexis Dupont
Leuthold, een herder -------------------- bas -------------------------------------------- Ferdinad Prévôt
Een jager ---------------------------------- bariton ------------------------------------- Beltrame Pouilley
Plaats en tijd: Zwitserland dertiende eeuw.
Akt. 1
1° Toneel: een Zwitsers dorp aan het meer van Luzern.
Het huis van Tell op een rots, met het meer op de achtergrond. Men hoort het gezang van een visser in zijn bootje ( aria: " Accours dans ma nacelle ") , een kleine maar muzikaal uiterst zware rol voor een lichte maar hoge tenor, waarin ettelijke hoge C's in voorkomen. Guillaume Tell mediteert dat de visser over liefde zingt, maar dat ondertussen Helvetië zijn vrijheid betreurt. Dit land stond toen namelijk onder Oostenrijks bewind. Het is niettemin een feestdag in mei, en naar oud gebruik worden de jonge liefdespaartjes gezegend door de nestor van het kanton, de venerabele Melcthal ( ensemble : " Pasteur, que vos accents s'unissent "). Zijn zoon Arnold houdt zich terzijde. Hij is verliefd op de prinses Mathilde , de zuster van de Oostenrijkse gouverneur Gessler. Hij hoort het hoorngeschal van een jachtpartij, en wil er heen snellen, hopend Mathilde te ontmoeten, als Tell hem de weg verspert. Hij poogt Arnold te winnen voor zijn verzet tegen de onderdrukkers. Arnold twijfelt tussen zijn liefde voor Mathilde, ( duet: " Ah Mathilde, idole de mon âme ") Hij zegt tenslotte zijn steun toe. Intussen is het herdersfeest, ondanks het storende hoorngeschal, voortgezet. Er wordt een bruidskoor gezongen en gedanst op een pas de six en een pas d'arches. Als de vreugde echter zijn hoogtepunt bereikt heeft, komt de herder Leuthold aangerend, nagezeten door Oostenrijkse soldaten. Hij heeft een bebloede bijl in de hand en vertelt dat hij een Oostenrijks soldaat gedood heeft om de eer van zijn dochter te wreken. Zijn enige reddingskans is het meer oversteken. De visser weigert hem te helpen, waarop Tell zelf in het bootje springt en Leuthold naar de overkant brengt, ondanks de zware storm die is opgestoken . De achtervolgers onder leiding van kapitein Rudolph komen te laat. Hij eist de naam van diegene die de vluchteling geholpen heeft, maar niemand wil die noemen. Melecthal neemt het woord; hij zegt dat zijn vragen vergeefs zijn en als represaille laat Rudolph de patriarch gevangen nemen.
Akt. 2
2° Toneel: een woud aan de voet van de Rütl.
Het bedrijf opent met een jagerskoor, dat echter doorgaans weggelaten wordt, zodat begonnen wordt met het recitatief en de aria van Mathilde die op Arnold wacht. ( aria: " Sombre forêt ") . Als deze komt, volgt het gebruikelijke liefdesduet.( duet: " Oui ,vous arrachez à mon âme "), zij zien echter Tell en Walter Fürst naderen, waarop Mathilde weggaat. Tell en Walther Fürst verwijten Arnold dat hij Mathilde hier ontmoet, en hij zegt hun dat hij van plan is Zwitserland met haar te verlaten. Men vertelt hem nu wat Walter Fürst gezien heeft, namelijk dat Gessler een grijsaard gedood heeft ( trio: " Quand l'Helvetië est un champs de supplices ") . Na hem op deze wijze te hebben voorbereid delen zij hem daarop mede dat het zijn vader is Melcthal die door Gessler werd gedood ( trio: " Ses jours qu'ils ont osé proscrire "). In het stretta van het trio zweert Arnold niet te zullen rusten voor zijn vader gewroken is. De afgevaardigde van de kantons Unterwalden, Swyz en Uri komen samen en leggen een eed af om hun vaderland van het juk der onderdrukkers te bevrijden.
Akt.3
3° Toneel: het dorpsplein van Altdorf.
Een duet tussen Mathilde en Arnold, waarin hij afscheid neemt van haar wordt meestal gecoupeerd. Het bedrijf begint dus op het dorpsplein waar men een paal heeft opgericht waarop de hoed van de gourverneur geplaatst is. Alle Zwitsers moeten een groet uitbrengen aan de hoed ter viering van het eeuwfeest der Oostenrijkse onderdrukking. Na het ballet wil Rudolph, Tell verplichten de hoed te groeten, wat hij natuurlijk weigert. Gessler laat Tell grijpen en gebiedt hem een proef af te leggen met zijn beroemde scherpschutterskunst. Hij moet een appel van het hoofd van zijn zoontje Jemming schieten, met zijn kruisboog. Tell spreekt zenuwachtig zijn zoontje aan en smeekt Jemmy niet te bewegen en aan zijn moeder te denken ( aria: " Soit immobile et vers la terre ") Het schot lukt hem, maar hij zegt Gessler dat als het niet gelukt was, de volgende pijl voor hem was geweest. Ondanks de protesten van Mathilde laat Gessler Tell toch gevangen nemen, maar hij kan nog juist Jemmy naar zijn moeder terug sturen, met de opdracht de signaalvuren voor de opstand te ontsteken.
Akt. 4
4° Toneel: voor het huis van Melcthal.
De berouwvolle Arnold bezingt zijn vaderlijke woning ( aria: " Asile héréditaire ") . Men komt hem het bericht van Tells arrestatie mededelen waarop hij de Zwitsers in een stretta aanvoert mee te helpen hem te bevrijden ( aria: " Amis, secondez ma vaillence ")
5° Toneel: aan de oever van het meer van Luzern
Tells vrouw denkt dat haar man gedood is, maar Jemmy komt berichten dat hij ontsnapt is en op weg is naar huis. Hij steekt het huis in brand als signaal voor de kantons om de wapens te grijpen. Hij redt de kruisboog met de pijlen van zijn vader uit de vlammen, en geeft die aan zijn vader als deze ondanks de storm, terug het meer heeft overgestoken en de oever bereikt. Gessler leidt zelf de achtervolging van Tell, maar wordt doodgeschoten. De storm is nu uitgewoed en een heldere zon licht op en begroet de vrijheid van Zwitserland. ( finale trio: " Change et grandit en ces lieux ") .
Historische uitvoeringen.
" Guillaume Tell " gaat dus in première op 3 augustus 1829 en zou Rossini's laatste opera worden. Ondanks het feit dat de Franse regering van de Bourbons het heeft gevraagd om nog 5 opera's te componeren onder contract, valt de regering kort na de première , en verbreekt de nieuwe regering het contract. Rossini moet dan een geweldige juridische strijd voeren om aan zijn centen te geraken, en dit vergt van hem enorm veel energie, dat hij besluit om naar Italië terug te keren . Na de breuk met zijn eerste vrouw Isabelle Colbran (1785-1846) , en zijn gezondheidsperikelen zou hij een tijd terug keren naar Italië. Rossini zou nooit nog een opera componeren. Hij keert terug naar Parijs om er zich blijvend te vestigen in 1855 , tot aan zijn dood in 1868. Na de dood van zijn eerste vrouw in 1845 hertrouwt hij met Olympe Pélisier in 1846 . Hij ontvangt in zijn appartementen geregeld kunstenaars en intellectuelen en hij verheugt zich om zijn reputatie van humorist en gastronoom. Hij was een welgesteld man en hij beslist om geen juridisch gevecht meer aan te gaan voor zijn centen en hij gaat letterlijk rentenieren. Hij heeft nog weinig tijd om te componeren en in die periode vloeien enkel nog, zijn " Petite messe Solonelle " en nog enkele kleine humoristische werken, uit zijn pen.
De première was op 3 augustus met als eerste Arnold de beroemde tenor de toen 28 jarige Adolphe Nourrit. Hij was op het toppunt van zijn loopbaan, een jaar eerder had hij de hoofdrol in Aubers " La Muette de Portici " gecreëerd. Na 1835 was Nourrit op zoek om zijn loopbaan een internationale wending te geven en ging dit zoeken in Italië, maar zijn gezondheid werd sterk ondermijnd door een leveraandoening ten gevolge van een drankprobleem. Hij zou in 1839 zo gefrustreerd raken na een mislukte voorstelling dat hij in zijn hotel zelfmoord pleegde door van het balkon te springen.
Het libretto toont een zwakte in de rol van Mathilde, feitelijk komt ze maar in één bedrijf, met één aria en één duet, en mag ze nog even opkomen om in het laatste bedrijf de finale mee te zingen. Maar het recitatief en de aria zijn van zo'n ongekende schoonheid dat grote diva's zoals Rosa Ponsella, Renata Tebaldi, Hina Spani de rol met liefde hebben gezongen. Gilbert Duprez zou na zijn grote concurrent Nourrit de beroemdste Arnold worden tot 1851 en na die datum Alexander Tamango tot 1905.
Een zeer beroemde Franse bezetting uit die periode kwam uit de " Opéra Comique " van Parijs met Agustarello Affre (1858-1931) als Arnold, de Nederlandse bariton Henri Albers (1866-1926) als Wilhelm Tell en Franse bas Hippolyte Belhomme (1854-1923) als Melcthal. Met deze bezetting bestaat er een mooi opname van het finale trio op het Label Columbo , een opname van 1906
Een beroemde reprise van " Guillaume Tell " is aan de Metropolitan Opera in 1923 met Rosa Ponselle , Martinelli en Guiseppe Di Luca. In 1930 voerde men het werk op aan de Scala van Milaan met Bruna Rosa, Lauri-Volpi en Benfenuti Franci. In 1939 stond het op het programma van de " Maggio Musicale " van Florence. Deze opera heeft altijd repertoire gehouden.
Opvoeringen in de lage landen.
" Guillaume Tell " stond ook op het repertoire van de oude Nederlandse Opera, met Orelio als Wilhelm Telle en Desré Pauwels( de Gentse tenor) als Arnold. Jacques Urles maakte zijn debuut in de rol van de visser. De Italiaanse opera gaf ook een voorstelling in 1903, maar deze was zwaar gecoupeerd, alleen Guiseppe Taccarini als Arnold zong op niveau. Sindsdien is er nog alleen een radio uitvoering in 1953 bekend met Antonio Salvarezza en Sergio Colombo.
In Gent vinden we een eerste verkorte versie terug op 8 maart 1836. Voor het eerst een volledige vertoning in de grote Schouwburg op 2 oktober 1840 met Hélene Cudell als Mathilde, Espinasse als Arnold, St. Aubin als Tell, Lacroux als Gessler. Ook op 20 januari 1859 vinden we een opvoering met Wicart als Arnold. In 1894 met Leon Melchissédee als Tell in 1906 met Jean Noté als Tell. Na de bevrijding van 1944 tijdens de directie van Vina Bovy met Berthe Van Hyfte als Mathilde, Jan Caujolle als Arnold, Tilkin Servais als Tell. Tijdens de directie Locufier komen we Jacqueline Van Quaille, Hilda De Groote en Erika Pauwels tegen als Mathilde. Tony Poncet als Arnold en Gilbert Dubuc als Tell op 24 september 1965 en nog eens een herhaling in 1967 met dezelfde bezetting. Een laatste keer in 1974 Met Ghislaine Delcourte, Blanche Bergman, Bruno Sebastian, Gilbert Dubuc, Tadeusz Wierzbicki en Antoon Haeck. Een recentere herhaling vind ik niet. Dus wel een totaal van 222 voorstellingen waarvan 4 voorstellingen in het Duits.
Discografie .
We vinden op het internet 32 historische opnamen terug, maar niet alle zijn complete opnamen van deze opera. De oudste opnamen is geen Franse versie maar een Italiaanse - en een Duitse- versie. Een eerste Franse versie vind ik in 1962 maar ze is niet volledig, alleen hoogtepunten ,verkrijgbaar op LP.
1) 1952 een eerste volledige Italiaanse versie , onder Mario Rossi, met Guiseppe Taddei, Mario Filippesche, Giorgio Tozzi, Plinio Clabassi, Graziello Sciutti, Antonio Pirino, Miti Truccati Pace en Fernado Corena. Op Cetra LPC12231-4 ( 4Lp's).
2) 1956 terug een Italiaanse versie ook onder Mario Rossi met het orkest van de Rai Milaan. Met Dietrich Fischer Dieskau, Giani Iaia ( song ook te Gent ), Guiseppe Modesti, Ivan Sardi, Yolanda Mancini, Giamella Borelli, Antonio Pirino, Sergio Nicolai, Enrico Campi en Annita Cerquetti. Op LP Replica RPL2429/2431 ( 3 Lp's).
3) 1962 de eerste Franse versie maar het zijn maar hoogtepunten onder Marcel Couraud met Opera Karlsruhe met Jean Borthayre, Tony Poncet ( de rol van Arnold zong hij ook te Gent 1965 en in 1967) , Albert Van Haasten, Angela Katthoff, Else Mühl, Irène Jaumillot. Op LP Philips GL5650 ( 1Lp).
4) 1991 Ook een Franse versie aan de Grand Théâtre de Genève onder Gabrielo Ferro met José Van Dam, Chris Merritt, Lindo Kitchen, Diano Curry, Gregory Kunde, Leonard Graus, Hans Peter Scheidegger, Jane Eaglen en Gilles Ramode. op CD Première Opera CDO1453 (3 Cd's).
Geen video's op DVD gevonden.
Een volledige Franse versie zonder coupures bewerkt voor TV als een echte Franse Grand Opera. Onder leiding van Gianluigi Gelmetti, met Michele Pertusi, Gregory Kunde, Daniela Dessi, Riccardo Ferrari en Elisabeth Nornberg-Schultz. Deze voorstelling duurt 5 h en 27 min.
Dit is een fragment van de eerste Franse versie als opname 1962. Tony Poncet zong die rol ook te Gent 1965.
Aria: " Il Chante en Son Ivresse " door Jean Noté (1858-1922) zong " Guillaume Tell " te Gent in 1906.
Het finale stretta uit het tweede bedrijf van Guillaume Tell van Rossini " Ses jour qu'ils osé proscrire ". Het beroemdste trio van de " Opéra Comique " rond de eeuwwisseling van de 19de naar de 20ste eeuw. Opname van 1906. Agustarello Affre (1858-1931), Henri Albers (1866-1926), Hippolyte Belhomme (1854-1923)
Meest recente reacties
23.11 | 07:47
https://basiaconfuoco.com/2016/11/02/la-gazza-ladra/
13.11 | 11:59
ik deed nog een componist er bij
https://basiaconfuoco.com/2018/02/14/romeo-en-julia-van-gounod-bellini-en-zandonai/
09.11 | 12:11
https://basiaconfuoco.com/2020/06/24/zelmira-van-rossini-ontroerend-mooi-totaal-vergeten/?fbclid=IwAR2tRY4KPE3Qp0I8CRdBMVsD3skHGdKFB7aPCAxGgwgnxO-PxnVlJhAVHs8
28.10 | 20:09
Altijd weer bijzonder interessant, Gilbert. Wat de eerste opname betreft van José Van Dam (in 'Deh vieni a la finestra' van Mozart): ik hoor de originele versie, met pizzicato-orkest en mandoline solo