Welkom op deze website
" Les Contes d'Hoffmann " Opera van Jacques Offenbach met proloog drie bedrijven en epiloog.
Libretto van Jules Barbier en Michèle Carré naar het werk van Ernest Theodor Wilhelm Hoffmann.
Inleiding.
De stichter en koning van de Franse operette Jacques Offenbach werd op 21 juni 1819 in Keulen geboren en was van Duitse - Joodse komaf. Op zijn veertiende gaat hij naar Parijs waar hij optreedt als violist-cellist met zijn broer en zuster. Hij zou in deze grootstad Parijs zijn ganse verdere leven vertoeven en triomfen vieren met uitzondering van enkele reizen naar Londen en Amerika. Door zijn geestige muziek, vol humor, zijn aanstekelijke ritmen, de gemakkelijk in het gehoor liggende melodieën, was hij voorbestemd om de schepper te worden van muzikale blijspelen en zangspelen, die het tweede Franse Keizerrijk in geestdrift brachten.
Hij schreef werk na werk met een gemak dat hij zelfs de snelste Italiaanse operacomponisten achter zich liet. Niet alles was van dezelfde kwaliteit, hij schreef in totaal een 100 tal theaterwerken waarvan er nu nog negentien regelmatig het podium halen. Het had altijd een schittering van een melodie, een dans, een briljant ensemble. Offenbach betekende vrolijkheid, uitgelatenheid, satire, frivoliteit ook en vooral geestigheid en humor. Zijn meest bekende werken zijn , " Orphée aux enfers ", " La Belle Hélène ", " La vie Parisiènne ", "La Grande-duchesse de Géroldstein " zijn er een sprekend voorbeeld van. Niemand had Offenbach in staat geacht een ernstige opera te componeren. Die vond men echter na zijn dood, maar nog niet volledig afgewerkt tussen zijn nagelaten papieren, " Les Contes d'Hoffmann ", op 4 oktober 1880. Deze opera zou in première gaan op 10 februari 1881 in de Opéra-Comique te Parijs.
Rolverdeling. Stem. Eerste cast.
Hoffmann, dichter --------------------------- tenor --------------------------- Jean Alexandre Talazac
Lindorf, raadsheer ---------------------- bas-bariton ------------------------ Emile-Alexandre Taskin
Spalanzani, uitvinder ------------------------ tenor ------------------------------------ Emile Gourdon
Copelius, uitvinder --------------------- bas-bariton ------------------------ Emile-Alexandre Taskin
Daperdutto, tovenaar ------------------ bas-bariton ------------------------ Emile-Alexandre Taskin
Doctor Miracle -------------------------- bas-bariton ------------------------ Emile-Allexandre Taskin
Olympia, dochter van Spalanzani --- coloratuursopraan ------------------------------- Adèle Isaac
Guiletta, courtizane -------------------- dramtische sopraan --------------------------- Adèle Isaac
Antonia, dochter van Crespel --------- Lyrisc he sopraan ------------------------------ Adèle Isaac
Crespel, raadsheer --------------------- bas-bariton ---------------------------- Hipolite Belhomme
Stella spreekrol ------------------------------------------------------------------------------ Adèle Isaac
Nicklause, de Muze ---------------------mezzospraan ---------------------------- Marguerite Ugaide
Peter Scheml ----------------------------- bariton -------------------------------------------------- Troy
Andres, bediende ------------------------tenor ------------------------------------------ Pierre Grivot
Conchernelle, bediende ---------------- tenor ------------------------------------------ Pierre Grivot
Pittichinaccio, aanbidder van Guilietta ---tenor-buffo ------------------------------ Pierre Grivot
Franz, bediende ---------------------------- tenor-buffo ------------------------------- Pierre Grivot
Hermann, student -------------------------- bariton --------------------------------------------- Teste
Nathanael, student ------------------------- tenor ---------------------------------------- Cheneviêre
Lüther, de waard --------------------------- bariton ----------------------------------------------- Troy
Wolfram, student -------------------------- bariton ----------------------------------------------- Troy
Plaats: Neurenberg, Venetië, München.
Tijd: begin negentiende eeuw.
Het is dus gebruikelijk dat er rollen gepubliceerd worden zoals Andres, Cochenille, Pittichinaccio en Franz, door een tenor of tenor-buffo. Lindorf, Coppelius, Dapertutto en Doctor Miracle door een bas-bariton. Olympia, Antonia, Guiletta en Stella is een uiterst moeilijke opdracht, omdat er weinig sopranen gevonden worden die deze drie uiteenlopende rollen zowel naar karakter als naar stemtype kunnen uitvoeren. Offenbach stierf voor het werk voltooid was, waardoor de instrumentatie, naar voorschriften van Offenbach, werd afgewerkt door Ernest Guiraud.
Proloog.
In Luthers raadskelder in Neurenerg. Mysterieuze stemmen weerklinken: de geesten van het bier en de wijn. De staatsraad Lindorf komt op en onderschept Andres, de bediende van de zangeres Stella , die op dit ogenblik, in het theater naast de raadskelder optreedt als Donna Anna in Mozarts " Don Giovanni " . Hij koopt hem om, om hem een brief van zijn meester te overhandigen, waarin hij een afspraak voor na de voorstelling maakt met de dichter Hoffmann, Lindorfs vijand. Lindberg zingt een (aria: " Dans les roles d'amoureux ") . Het is inmiddels pauze in de opera geworden en het publiek benut die om de raadskelder als foyer te gebruiken. Men brengt een toast uit op de ster Stella en vraagt zich af waar Hoffmann blijft. Die komt beschonken binnen, gevolgd door zijn jeugdige vriend Nicklausse , die een melodie uit " Don Giovanni " neuriet . Hoffmann laat zich overhalen een ballade te zingen ( legende de Kleinzack : " Il était une fois à la cour d'Eisenach ") over een mismaakte dwerg. In het midden daarvan borduurt hij verder op de woorden " sa figure " en verandert het lied, tot verwondering van de aanwezigen, in een lofzang op zijn geliefde. Hoffmann ontdekt zijn vijand Lindorf en er ontstaat een pittig woordenduel tussen hen (duo: " De la politesse ") , waarna Hoffmann zijn vrienden meedeelt dat het Lindorf zijn boze geest is die hem altijd dwarsboomt. Maar vraagt hem wie momenteel zijn geliefde is en hij noemt Stella, de vrouw die zijn drie vorige liedjes in zich verenigt: de artieste, de courtizane en het jonge meisje. De pauze is inmiddels verstreken, maar men vindt Hoffmanns vertellingen interessanter dan " Don Giovanni " en men zet zich vol verwachtingen te luisteren. Hoffmann begint met de woorden. De naam van de eerste is Olympia .
Akt. 1
Een salon ten huize van de natuurkundige Spalazani. Deze zonderling heeft samen met zijn compagnon, de uitvinder en brillenkoopman Coppelius, een automatische pop ontworpen, in de vorm van een jong meisje, dat hij als zijn dochter Olympia voorstelt . Hoffmann houdt haar voor een levend wezen en is er tot over zijn oren verliefd op. Hij heeft zich speciaal als leerling bij Spalazani laten inschrijven om in haar nabijheid te kunnen zijn. Spalanzani gaat uit , om gasten uit te nodigen voor een feest waarop hij zijn " dochter " zal voorstellen. Van die gelegenheid maakt Hoffmann gebruik om de slapende Olympia gade te slaan ( aria: " Allon courage et confiance ") Zijn onafscheidelijke Nicklausse ( eigenlijk een symbool van zijn gezond verstand ) , probeert hem te waarschuwen dat het een automaat is, maar Hoffmann is voor geen rede vatbaar. Nu komt een lugubere figuur op: brillenkoopman Coppelius, die Hoffmann een toverbril wil aansmeren, waardoor hij Olympia als een jong meisje zal zien.( aria: " J'ai des yeux " ). de thuiskomende Spanlazani is verrast Coppelius daar aan te treffen. Hij komt zijn geld opeisen voor zijn aandeel in de creatie van Oplympia. Maar Spalanzani heeft het niet bij zich. Hij schept Coppelius af met een wissel van de bank Elias, een solide firma. De gasten beginnen nu binnen te komen en Spalanzani stelt nu zijn dochter voor. Ze zal haar talent bewijzen door een aria te zingen ( aria " Les oisaux dans la Charmille ") Tot twee maal toe moet Spalalazani haar opwinden omdat haar mechaniek afgelopen is. Daarna gaat het gezelschap aan tafel en vraagt Spalanzani Hoffmann zijn dochter gezelschap houden. Het komt Nicklausse vreemd voor dat hij dus niet dineert. Hoffmann verklaart Olympia zijn liefde. Als hij haar wil omhelzen drukt hij toevallig op haar mechanisch knopje, zodat ze op en neer gaat dribbelen, als in de hoogste opwinding. Zo loopt ze in cirkels de zaal uit. Opgewonden deelt Hoffmann zijn vriend zijn geluk mee, maar die vertrouwt het niet en beiden gaan Olympia achterna. Coppelius komt nu woedend terug, want de bank Elias is failliet, en wil deze vuile streek van Spalanzani wreken. Hij verdwijnt in Olympia's kamer. De gasten komen van tafel terug en Olympia moet nu haar danskunsten tonen . Zij doet dit met Hoffmann en wel zo wild dat hij er duizelig van wordt en zijn toverbril breekt. Zij walst dan in haar eentje de zaal uit. Direct daarna hoort men een onheilspellend gekraak en komt Coppelius triomfantelijk de zaal binnen met een arm en een been van Olympia. Vertwijfeld realiseert Hoffmann zich eindelijk dat zijn geliefde maar een automaat was.
Akt. 2
Het terras voor een Venetiaans paleis. Als inleiding horen we de beroemde barcarolle die gezongen wordt door Guiletta en Nicklausse ( eigenlijk is dit een dramatische onmogelijkheid omdat dit twee aartsvijanden geworden zijn) Hoffmann is te gast bij een courtisane Guilietta en zingt een drinklied ( aria: " Amis l'amour tendre et rêveur "). Hij heeft een medeminnaar in Schemil, de vroegere minnaar van Guilietta . Gevaarlijker is echter de tovenaar, Dapertutto, weer een incarnatie van Lindorf, zoals ook Coppelius dat geweest was. Deze heeft een toverspiegel waarin hij de zielen vangt van diegenen die er in kijken. Hij zingt deze toe in zijn (aria: " air du miroir " Sintille diament "). Hij zet Guiletta er toe aan om Hoffmann te verleiden in de spiegel te kijken. Hoffmann verklaart haar zijn liefde in de ( aria : " Oh dieu de quelle ivresse ") en loopt in de val. Schemil, die plotseling thuis komt, verrast hem bij zijn maîtresse en daagt hem uit tot een duel. Na het grote septet, dat op de barcarolle is gebaseerd , doodt Hoffman Schemil. Het is nutteloos want Guiletta vaart lachend met Daperutto in een gondel weg.
Akt. 3
Een kamer ten huize van Créspel in München. Antonia, zijn dochter zit aan haar spinet en zingt een lied, dat zij herhaaldelijk onderbreekt door aan haar beminde Hoffmann te denken ( aria: " Elle a fui, la tourterell ") . Haar vader komt opgewonden binnen en herinnert haar er aan dat de dokter haar verboden heeft te zingen. waarom zegt hij haar niet, maar wij horen dat haar moeder, die een beroemde zangeres was aan tuberculoze gestorven is, en dat hij vreest dat ook Antonia door die kwaal is aangetast. Voor hij een bezoek gaat afleggen roept hij de oude dove knecht Franz bij zich, en geeft hem instructies niemand in huis te laten. Franz verstaat dit volkomen verkeerd en zingt zodra hij alleen is , een koddig liedje, het betreurend geen beter stem te hebben, maar in ieder geval een goede zangmethode ( aria: " jour et nuit, je mets en quatre ") Zijn dansmethode is niet zo goed, want hij valt er bij om en wordt zo gevonden door Hoffmann die zich aan laat dienen. Samen met Antonia zingt hij een liefdes duet aan het spinnewiel ( duet: " C'est une chanson d'amour ") . Antonia hoort haar vader thuis komen en Hoffmann verdwijnt achter een gordijn. Grespel heeft Antonia weer horen zingen en waarschuwt haar terug. Franz kondigt nu het bezoek van dokter Miracle aan. Crespel zegt hem die in geen geval toe te laten, maar de lugubere kwakzalver staat al voor hem. Ook dit is een incarnatie van Hoffmanns boze geest. Hij zal Antonia wel op afstand genezen zegt hij. Hoewel ze niet in de kamer is hypnotiseert hij haar en stelt Hoffmann tot zijn ontzetting vast dat Miracle Anto ia doet zingen in de andere kamer. Crespil gooit hem nu de deur uit, van welke gelegenheid Hoffmann gebruik maakt te vertrekken, na eerst Antonia bezworen te hebben de raad van haar vader op te volgen en hem te beloven niet meer te zingen. Antonia is daar verdrietig om. Miraclé komt plotseling op geheimzinnige wijze terug en verleidt Antonia er toe toch te zingen. Hij roept de geest van haar moeder op om hem te helpen, en haar grote portret wordt plotseling levend en bezweert Antonia haar stem te laten horen ( trio: " Chère enfant que j'apelle ") Antonia kan deze verzoeking niet weerstaan. Zij zingt zich letterlijk te pletter en sterft in de armen van de toeschietende Crespel. Hoffmann komt te laat toegesneld en wordt door Crespel als verantwoordelijk aanzien en bedreigt Hoffmann met een mes. Met moeite werkt Nicklausse de wanhopige Hoffmann de deur uit.
Epiloog.
Het intermezzo tussen deze twee scènes is weer de barcarolle en dit bewijst ook muzikaal dat de het tweede bedrijf eigenlijk het derde bedrijf is. De volgende is dan ook logischer: na de kalverliefde op de automaat volgt die op het reine jonge meisje. Zijn teleurstelling over de tragedie werpt Hoffmann in de armen van de courtisane. Terug in Luthers raadskelder. Hoffmann heeft zijn vertellingen beëindigd, valt uitgeput in slaap. De aanwezigen gaan naar huis. In een visoen verschijnt de Muze die hem ( in parlando) troost en hem haar minnaar noemt. Hij antwoordt haar met een herhaling van zijn ( aria: " Oh dieux de quelle ivresse ") , maar zakt weer in zijn dronkenmansslaap Zo wordt hij wakker gemaakt door Stella, die haar afspraak na de voorstelling met hem kwam houden, maar zo kwaad is over zijn dronkenschap, dat ze in de armen van Lindorf valt en met hem naar buiten gaat.
.
" Les Contes d'Hoffmann " van Jacques Offenbach onder leiding van Jacques Lacombe met Olga Peretyatko die de vier vrouwen rollen vertolkt: Olympia, Antonia, Guilietta en Stella , en Diego Flores als Hoffmann. Productie van de opera van Monte Carlo (2019).
Michael Spyres zingt hier de balade van Kleinzak.
Natali Dessay en Philippe Jarrousky zingen hier samen de Barcarolle uit Hoffmanns vertellingen.
Rossini noemde Jacques Offenbach (1818-1880) , " de kleine Mozart van de Champs-Elysées ". De Duits-Franse componist schreef naast operettes ook komische en sprookjesachtige buffo opera"s . Slechts enkele van zijn honderdtal toneelwerken hebben de tand des tijds doorstaan en houden nu nog repertoire.
Het werk, dat hij zelf niet meer kon voltooien " Hoffmanns vertellingen " is zijn belangrijkste, schepping . Enkele vroege werken zoals Robinson Crusoé (1867), Vert-vert (1869), en Fantasio (1872) mislukten. Omdat de gevestigde Opéra-Comique componisten vreesden dat de concurrentie met het lichte muziekgenre hen zou benadelen, zetten zij vermoedelijk allerlei intriges op poten om Hoffmann te benadelen. En na het instorten van het Franse Keizerrijk in 1870 werden Offenbachs operettes als verouderd beschouwd. Daarom legde hij zich toe op het componeren van zogezegde opéras féerie ( sprookjesopera's) , die toen reuze in de mode waren zoals: " Les roi carotte " (1872), en " Le voyage dans la lune " (1875) . Ook " Les Contes d'Hoffmann " werd binnen dit genre gecomponeerd. Offenbachs opera was niet direct geïnspireerd op het leven, maar op de werken van E.T.A. Hoffmann, maar vooral op het toneelstuk van " Les Contes d'Hoffmann " van Michel Carré en Jules Barbier, dat in 1851 in Parijs zijn première beleefde. Het stuk ging over de in Franrijk zeer populaire Duitse romantische schrijver E.T.A. Hoffmann. Babier schreef uiteindelijk ook het libretto voor Offenbach . Al in 1877 kondigde het Parijse Théatre Lyrique de wereldpremière van " les Contes d'Hoffmann " aan, maar toen het theater failliet ging, bood de componist het werk aan de Opéra Comique aan. De eerste drie bedrijven waren klaar, de recitatieven werden omgewerkt naar gesproken dialogen en er werd begonnen met de repetities. En toen sloeg het noodlot toe. Jacques Offenbach stierf op 5 oktober 1880 en het werk bleef onvoltooid achter. De chaos was compleet. Een vriend van de familie Ernest Guraud (1837-1892) en oud-leerling van Offenbach voltooit daarop het werk naar aantekeningen van zijn meester zelf. De leiding van het theater was echter bang dat de opera te lang zou zijn, en daarom werd de rol van de Muze voor de première op 10 februari 1881 drastisch ingekort. Het vierde bedrijf dat in Venetië speelt , werd zelfs volledig geschrapt.
De opera was een succes, maar terug sloeg het noodlot toe, toen in 1881 tijdens een voorstelling van " Les Contes d'Hoffmann " in het Weense Ringtheater er brand uitbrak en het theater volledig vernielde, er bleven meer dan 400 slachtoffers in de brand. Er deden zich al snel geruchten dat er een vloek op dit werk rustte, waardoor het werk van het podium verdween. Zes jaar later brandde ook de " Opéra Comique " af en leek het manuscript van Offenbachs opera voorgoed verloren. Tot 1980 werd het meestal gespeeld in een versie die in 1907 bij Clouden was verschenen. deze bevatte alle ingrepen waardoor het werk in de loop van de tijd ernstig was aangetast.
In 2004 volgde er een grote sensatie, het originele manuscript van Offenbachs werk dook op in een kartonnen doos in het archief van de Parijse Opera. Door het terug vinden van het originele manuscript was men in staat het werk terug in zijn oorspronkelijke versie op het podium te brengen vanuit het oogpunt van de componist.
Meest recente reacties
23.11 | 07:47
https://basiaconfuoco.com/2016/11/02/la-gazza-ladra/
13.11 | 11:59
ik deed nog een componist er bij
https://basiaconfuoco.com/2018/02/14/romeo-en-julia-van-gounod-bellini-en-zandonai/
09.11 | 12:11
https://basiaconfuoco.com/2020/06/24/zelmira-van-rossini-ontroerend-mooi-totaal-vergeten/?fbclid=IwAR2tRY4KPE3Qp0I8CRdBMVsD3skHGdKFB7aPCAxGgwgnxO-PxnVlJhAVHs8
28.10 | 20:09
Altijd weer bijzonder interessant, Gilbert. Wat de eerste opname betreft van José Van Dam (in 'Deh vieni a la finestra' van Mozart): ik hoor de originele versie, met pizzicato-orkest en mandoline solo