" Carmen "
Opera in vier akten van Georges Bizet, recitatieven van Ernest Guiraud.
Libretto van Henri Meilhac en Ludovic Halévy naar de novelle van Prosper Mérimée.
Inleiding.
George Bizet componeerde de geniaalste en briljantste opera uit de Franse operageschiedenis " Carmen ". Het korte voorspel plaatst ons meteen in het millieu van het drama. Het wordt door zeer beeldende thema's beheerst, eerst een beweeglijk, stralend motief, helder en licht als de hemel boven Sevilla zelf. Het tweede thema is zegevierend en zelfbewust: het hoort bij de stierenvechter Escamillo . Het is niet de schuld van Bizet dat het zo enorm populair geworden is, en zo vaak geciteerd wordt dat het gevaar loopt, een indruk van banaliteit te wekken . Wanneer men het hoort zoals het gezongen en gespeeld moet worden, ontkomt niemand aan de invloed van zijn fiere kracht.
Het derde thema ( men komt bijna in de verleiding om van een " leidmotief " te spreken ), is dat van Carmen. Het is het motief van de dood, die onontkoombaar het einde van de hartstocht betekent. Na het matige succes van de première op 3 maart 1875 heeft Bizet de werkelijke doorbraak van zijn meesterwerk zelf niet kunnen beleven omdat hij amper drie maand na de première op 38 jarige leeftijd is overleden.
Rolverdeling. Stem. Eerste Cast .
Carmen, zigeunermeisje ------------------ mezzo-sopraan--------------------Célestine Galli-Marié
Don José , sergeant----------------------------tenor --------------------------------------- Paul Lhérie
Escamillo, toreador -------------------------bas-bariton -------------------------------Jacques Bouhy
Micaëla, plattelandsmeisje ---------------lyrische-sopraan---------------------Marguerite Chapuy
Zuniga, luitenent ---------------------------------bas -------------------------------- Eugéne Dufriche
Moralès, korporaal ---------------------------bariton --------------------------------Edmond Duvernoy
Frasquita, Carmens vriendin ---------------sopraan ------------------------------------Alice Ducasse
Mercédès, Carmens vriendin--------------mezzo-sopraan -------------------------Esther Chavalier
Le Dancaïre, smokkelaar -------------------buffo-bariton ------------------------Pierre-Armand Potel
Le Remendado, smokkelaar --------------- buffo-tenor ------------------------------------------Barnolt
Plaats en tijd: Sevilla ,begin van de negentiende eeuw.
Akt. 1
Een plein in Sevilla, met rechts een tabakfabriek, links het wachtlokaal van de soldaten. Morales en andere soldaten zitten in de zon te luieren en geven commentaar op de voorbijgangers. Hierbij bevindt zich ook een jong meisje met blonde vlechten dat buiten naar de brigadier Don José zoekt, maar die behoort bij de volgende wachtploeg. Een aanbod om in het wachtlokaal op hem te wachten slaat ze wijselijk af. Trompetsignalen kondigen het aflossen van de wacht aan. De wacht arriveert, vooraf gegaan door een troep soldaatje spelende kinderen. Morales vertelt Don José over Micaëla 's komst. De nieuwe aangekomen luitenant Zuniga vraagt inlichtingen over de fabrieksmeisjes aan de overkant, die een reputatie van lichte zeden hebben. Don José gaat buiten het lokaal zitten om een ketting te maken. De fabrieksklok luidt, en de meisjes komen in groepjes aangeslenterd onder de bewonderende blikken van de mannelijke Sevillianen, die iedere middag naar dit schouwspel komen kijken. De verleidelijkste onder hen " Carmen " ontbreekt nog. Ze maakt even later toch haar entree, en zingt een ( Habanera: " l'Amour est un oiseau rebelle " ) . Deze is in het bijzonder voor Don José bestemd, die echter nergens anders oog heeft dan voor zijn ketting. Zij gooit hem een roos toe, en verdwijnt onder gelach terug in de fabriek. José zou geen Spanjaard zijn als hij tenminste die roos niet opraapte. Hij bergt haar op, vlak voor Micaëla op het plein terug komt. Zij brengt hem een brief en wat geld van zijn moeder, en nog iets anders, wat na veel gevraag een kus blijkt te zijn van zijn moeder. ( duet: " Ma mére je la vois " ). Micaëla gaat weer weg en José leest de brief waarin schijnt te staan dat zijn moeder graag zou hebben dat hij met Micaëla zou trouwen. Hij wil juist de roos van de zigeunerin weggooien als er ontzettend lawaai uit de fabriek opstijgt. De poorten vliegen open en een horde vrouwen stormen naar buiten, om hulp roepend. Er is weer een fikse ruzie aan de gang tussen Carmen en een zekere Manuelita, ze zijn elkaar in de haren gevlogen . Zuniga stuurt José, naar binnen om de orde te herstellen en deze komt met Carmen naar buiten. Zij wenst geen inlichtingen te geven, en neurit brutaal een deuntje. Ondanks de indruk die zij op hem maakt, vindt de officier dat dit te ver gaat. Hij gaat binnen om haar arrestatiebevel uit te schrijven . Intussen spreekt Carmen José aan, die haar armen heeft vastgebonden. Zij zegt dat hij geen moeite moet doen om zich aan haar te onttrekken. Die roos was een toverbloem, Jose verbiedt haar te spreken, waarop zij een seguedilla zingt. ( " Pres des remparts de Séville " ) vol bedekte toespelingen, zeggend dat niemand haar kan verbieden om te zingen. José raakt hoe langer hoe meer onder de bekoring, en belooft haar het touw om haar armen los te maken. Op weg naar de gevangenis, op de brug moet ze hem een fikse duw geven en dan ontsnappen. Dit gebeurt dan ook volgens schema, onder hillariteit van de omstaanders.
Akt. 2
Het intermezzo is gebaseerd op Don Josés lied de " Dragons d'Alcala " dat in de akt voorkomt. Twee maanden later, in de herberg van Lillas Pastia, het rendez-voushuis van de smokkelaars, en ook van de soldaten. Het is avond en Carmen danst met haar vriendinnen Fransquita en Mércèdes ( Chanson Bohéme : " Les tringles des sistres tintaient " ). Lilas Pastia tracht de aanwezige officieren weg te krijgen, omdat een smokkelcomplot op handen is. Carmen hoort van Zuniga dat José die dag uit de gevangenis is vrijgelaten , waar in hij gezeten heeft wegens de hulp, waarvoor hij verantwoordelijk is gesteld, bij haar ontsnapping. Buiten klinkt er hoera geroep ter ere van de toreador Escamillo, winnaar van de stierengevechten in Granada. Zuniga roept hem binnen om een glas te heffen op zijn succes. Escamillo revancheert zich met het beroemde toreadorslied. ( " Votre Toast, je peux vous le rendre ") Hij heeft direct Carmen opgemerkt en wil een afspraak met haar maken, maar deze gaat daar niet op in. Ook Zuniga zegt die nacht terug te zullen komen, wat Carmen hem ten stelligste afraadt. Eindelijk zijn alle gasten vertrokken en kunnen de smokkelaarsleiders Dancaire en Remendado veilig binnenkomen. Ze moeten Carmen en haar vriendinnen spreken, want voor hun nieuw plan hebben ze vrouwen nodig om de douaniers bezig te houden ( kwintet: " nous avons en tête affaire " ) Carmen zegt dat ze niet van de partij zal zijn . Ze is namelijk verliefd, en wel op de soldaat die haar geholpen heeft te ontsnappen. Deze kondigt in de verte zijn komst aan , met het zingen van een onbegeleid lied:( " Dragon d'Alcala ") . Haar vrienden verdwijnen discreet, na haar de raad te geven om hem voor hun beroep te winnen .
Carmen ontvangt Don José hartelijk, en wekt direct zijn jaloezie door te zeggen dat ze met officieren gedanst heeft. Ze zal nu echter speciaal voor hem dansen hetgeen ze dan ook doet er zelfs bij zingend ( " Je vais danser en votre bonheure "). Terwijl zij danst hoort José uit de verte de trompetten de retraite blazen. ( " Bravo " ) zegt Carmen het is melancholiek te dansen zonder orkest. Maar José laat haar ophouden . Hij moet nog terug naar zijn kazerne. Deze mededeling vervult Carmen van gerechtvaardigde verontwaardiging. Ze doet daar alles om meneer te amuseren en hij denkt aan zijn kazerne. Hier je hoed en je sabel en ruk nu maar in. Maar José wil dat zij hem aanhoort. Hij vertelt haar hoe haar bloem in de gevangenis haar geur behield en bij hem maar één verlangen wakker riep: haar terug te zien en haar zijn liefde te bekennen ( bloemenlied: " la fleur que tu m'avais jetée ") Carmen geeft voor hem niet te geloven. Als hij werkelijk van haar hield zou hij haar op zijn paard nemen en met haar de bergen in rijden om daar een nieuw leven te beginnen ( duet: " là-bas, là-bas dans la montagne " ) José zwicht bijna voor de verleiding, maar wil haar toch niet verder aanhoren. Hij zegt adieu, maar juist als hij de deur uit wil gaan wordt daar op geklopt. Het is Zuniga, die tegen Carmens advies in is teruggekeerd. Als er niet opengedaan wordt, forceert hij de deur , en is verontwaardigd te merken dat Carmen zich met een soldaat bezig houdt terwijl ze een officier kan krijgen. Hij geeft José bevel zich te verwijderen, maar die weigert. Carmen roept haar vrienden ter hulp, daar een sabelgevecht tussen twee militairen dreigt te ontstaan. Le Dancaire lost de kwestie op door Zuniga een pistool onder de neus te houden en hem uit te nodigen een straatje om te lopen. Don José rest na dit pijnlijk voorval niets anders dan te deserteren en zich bij de smokkelaars aan te sluiten.
Akt.3
Een tweede intermezzo. Waar het voorspel ons Escamillo schildert, het eerste intermezzo Don José en het laatste ongetwijfeld " Carmen " zelf, het ligt voor de hand dat Bizet ons hier een portret van Micaëla heeft willen geven, die in deze akte een belangrijke rol heeft. Een woeste plek in het gebergte. Smokkelaars lopen, zware zakken torsend, een geheimzinnig koor te zingen. Ze zullen hier een uur pauzeren en Don José gaat op de uitkijk staan. Hier wordt ons al duidelijk dat de verhouding tussen hem en Carmen aanzienlijk afgekoeld zijn. Zij geeft hem tenminste de raad maar liever weg te gaan , daar hij toch nooit een goede smokkelaar zal worden, Frasquita en Mércèdes gaan kaart leggen om hun toekomst te leren kennen. Voor beiden is dit opvallend gunstig, en Carmen besluit dit ook te doen en gaat de kaarten raadplegen. Met één oogopslag ziet zij dat de dood wacht, eerts voor haar zelf en dan voor hem. Ze probeert het spel over te spelen, maar hoe ze de kaarten ook schudt, de uitkomst is steeds dezelfde ( kaartenlied: " En vain pour éviter les réponses amères ")Le Dancaire komt zeggen dat de weg vrij is. José blijft op wacht achter, boven op een rots. Als iedereen weg is komt Micaëla, die door een gids naar deze plaats is gebracht. Zij heeft een bealngrijke boodschap voor José en zingt een aria waarin ze verkondigt bang te zijn hier te komen, maar die angst niet te willen voelen ( aria: " Je dis que rien ne m'epouvente ") . Plotseling ziet zij Jose boven op de rots staan. Tot haar ontzetting legt hij zijn geweer aan en vuurt hij het af. Het was echter niet voor haar bedoeld, maar voor een andere bezoeker, niemand minder dan Escamillo. Gelukkig heeft het schot doel gemist, en als hij hoort wie de bezoeker is toont José zich gastvrij. Escamillo zegt dat de liefde hem hierheen heeft geleid naar een zekere Carmen. Dat verandert de zaak weer iets. José deelt hem mede dat de prijs voor een zigeunermeisje betaald moet worden met messteken en nodigt hem tot een gevecht uit. Terwijl ze vechten tot paniek van Micaela komen de smokkelaars gealarmeerd door het schot, terug. Juist op tijd voor Carmen om Escamollo's het leven te redden, die het onderspit moest delven. Deze bedankt haar hoffelijk en nodigt het gehele gezelschap uit voor het stierengevecht in Sevilla. Hij gaat heen en de smokkelaars willen hun bivak opbreken, als plotseling de Remendado Micaëla uit haar schuiplaats te voorschijn trekt. Deze zegt met een boodschap voor José te komen. Zijn moeder is stervende en zou hem graag voor haar dood willen vergeven. Carmen raadt hem aan te gaan en tenslotte gaat hij Micaëla volgen. Hij waarschuwt Carmen dat ze hem zal weerzien.
Akt. 4
Het laatste intermezzo schildert de feeststemming voor de arena van Sevilla, of zo men wil het onstuimige karakter van Carmen zelf. Voor de arena in Sevilla, waar een levendige bedrijvigheid heerst. verkopers van sinaasappelen, limonades, waaiers enz...De optocht der stierenvechters begint onder levendige commentaar van de bevolking. Op het hoogtepunt daarvan komt de toreador Escamillo op, die Carmen, in een plechtige mantilla gehuld, aan de arm heeft. Ze zingen een kort ( liefdesduet: " si tu m'aimes Carmen ").Frasquita en Mércèdes waarschuwen Carmen dat Don José in de buurt gezien is. Ondanks hun waarschuwing, besluit ze juist hem op te wachten en de zaak met hem uit te spreken. Als iedereen de arena is binnen gegaan komt Don José te voorschijn. Hij ziet er verlopen en verwaarloosd uit slotduet: " C'est toi ! C'est moi ! "). Hij begint haar te smeken met hem mee te gaan, maar Carmen deelt hem botweg mee dat ze genoeg van hem heeft. Al zou hij haar hier doden , dan nog zou ze van geen wijken weten. Alle smeekbeden van José blijven vergeefs. Carmen is vrij geboren en wil vrij sterven. Uit de arena klinkt hoera geroep, en dat herinnert haar er aan dat ze binnen moet zijn om Escamillo's optreden bij te wonen. José verspert haar de weg . Zij geeft toe dat ze Escamillo bemint en gooit Don José de ring voor de voeten die hij haar eens gegeven heeft. Bij José slaan de stoppen nu helemaal door. Hij trekt zijn mes en stort zich op Carmen. Als het volk, Escamillo toejuicht en de arena uitstormt, geeft Don José zich aan bij de gendarmes als de moordenaar van Carmen.
De muzikale erfenis van Bizet's " Carmen ".
Zelden gelukt het een componist vorm te geven aan de grote lijn en tegelijk het allerkleinste detail niet te verwaarlozen. Bizet slaagde daarin volkomen en deed dat daarenboven nog in een zeer persoonlijke stijl, die noch door Wagner, noch door Verdi beïnvloed is.
Melodie, harmonie, ritme en instrumentatie doen in schoonheid en uitdrukkingskracht nergens voor elkaar onder. Er is geen enkele lege maat, geen conventionele formule, geen enkele middelmatig stuk in de hele partituur. Solostemmen zowel als ensembles en koren zijn vol spankracht en innerlijke waarachtigheid. Men zou het met wel honderd voorbeelden kunnen aantonen. Om maar één voorbeeld te noemen en niet eens het sterkste ; de laatste zin van de tot moordenaar geworden Don José ! Welke afgronddiepe vertwijfeling ligt er die paar maten opgesloten ! Welke diepe liefde spreekt er uit het duet van Carmen en Escamillo in de vierde akte, welk een geestige schelmachtigheid uit het smokkelaarskwintet, welk een haat uit de jaloerse scéne van Don José aan het einde van de derde akte ! Welk een meesterschap uit de schildering van het landschap in het voorspel tot dezelfde scéne, wat een dramatiek uit het contrapunt van de trompetten in de castagnettendans van Carmen in de tweede akte en de huiveringwekkende vermenging van het doodsmotief met het gejubel van de opgewonden menigte in de arena in het vierde bedrijf, en welke innigheid alleen al uit de naspelen van het orkest in het duet José - Micaëla in de eerste akte en de bloemenaria van José.
De titelrol van " Carmen " behoort tot één van de meest gegeerde rollen van het operarepertoire, zodat het geen verwondering wekt, dat behalve mezzosopranen voor welke stem de partij eigenlijk geschreven is, in contrast met de stem van Micaëla de lyrische sopraan. Ook sopranen en alten trachten zich meester van deze rol te maken. De rol van Carmen biedt inderdaad wel veel mogelijkheden voor de actrices van formaat ( Maria Callas ) die bovendien een fascinerende schoonheid en boeiende, zoal niet voortreffelijke, stemmiddelen ter beschikking hebben. Er zijn ook nog drie andere begeerde rollen de dramatische tenor Don José, de bariton Escamillo en de lyrische sopraan van Micaëla. Een prachtige opgave voor regie en decorbouwers met fantasie en een bijzonder boeiende taak voor de dirigent om alles in goede banen te leiden.
De creatie van Bizets meesterwerk.
Over het ontstaan van " Carmen " is er niet veel bekend. Enkel uit de brieven van Bizet aan Lacombe kan worden uitgemaakt dat het eerste bedrijf omstreeks mei of juni 1874 beëindigd was en dat de componist er " tamelijk tevreden " over was. Bovendien kan men uit dezelfde brieven opmaken dat het stuk weldra volledig afgewerkt zou zijn, en dat de repetities in augustus zouden aanvangen en dat de première zou plaatsvinden ergens in december. We weten ook dat Bizet bijna twee maanden werkte aan de orkestratie , die ruim 1200 bladzijden in beslag zou nemen. Bizet componeerde zijn meesterwerk gedurende de eerste zes maanden van 1874. De première had dus veel later plaats dan eerst voorzien, pas op 3 maart 1875 werd het voor het eerst opgevoerd.
Nog nooit was er met zoveel ongeduld gewacht op de creatie van een nieuwe opera. Het publiek was in twee kampen verdeeld. De ene rekenden op de val van het werk, dat ze beschouwden als het werk van een nog jonge man die zichzelf overschatte en het gemunt had op de tradities van de oude Franse opera-comique waarmee hij radicaal wilde breken. De anderen verwachtten een revelatie nieuw temperament en een nieuw genie. Kortom van een nieuw dramatisch en muzikaal systeem, zonder voorgaande in Frankrijk.
Zo zat de zaal tot in de nok gevuld. Het onthaal van het werk was koel. De legende als zou het stuk zo uitgefloten zijn dat men bij het einde van de voorstelling niet eens meer de namen van de acteurs kon horen afroepen is een fabel. In tegendeel werd Bizet sympathiek begroet door de overgrote meerderheid van de aanwezigen, die enkel door de al te schrille tekening van de Mérimées personages ontstemd waren en niet beseften welke vernieuwingen Bizet in zijn muziek had toegepast. Dit belette niet dat het voorspel tot het tweede bedrijf gebisseerd werd en verscheidene andere nummers een zéér vlijend succes behaalden.
Bizet was zelf lichtjes ontmoedigd met het gedeeltelijk onbegrip van het publiek, doch niet zo teneergeslagen dat het zijn dood bespoedigd zou hebben. Trouwens de componist was wel getuige dat voorstelling na voorstelling het succes steeg. De opera zou zelfs dat speelseizoen 37 keren gebracht worden. Toen Bizet op 3 juni 1875 stierf, precies drie maand na de première was de 23 ste voorstelling aan gang. Bizet was toen als zo groot dat niet minder dan 4000 mensen zijn begrafenis bijwoonden en de oudere Gounod en Thomas tot de uitverkorenen behoorden om diens kist ten grave te dragen.
De eerste vertolkers van Carmen Galli-Marié, één van de Franse zangeressen die haar naam zou geven aan een stemsoort, een lichte mezzo-sopraan waarvoor deze rol geschreven is, ze heeft ten andere ook te Gent deze rol gezongen en vertolkt in 1882. Paul Lherie als Don José zou later bariton worden, Jacques Bouhy als Escamillo en Margeriete Chapuy als Micaëla. Galli-Marié drukte dermate haar stempel op die rol, dat het genre haar naam kreeg. Sindsdien is Carmen gezongen door diepe alten en door sopranen die zich tot de rol aangetrokken voelden. De opera " Carmen " is echter geschreven voor typische Franse stemmen en daarom nooit geheel bevredigend vertolkt door Italianen, Duitsers en Amerikanen. Carmen zelf is een hoge mezzo-sopraan. Don José een typische demi-caractére tenor die zowel het accent van de heldentenor als de lyriek van een lichte tenor moet hebben . En Escamillo is feitelijk een bas-chantante de typische Franse hoge bas, die zowel de hoogte als de diepte van de zangpartij moet beheersen.
In de oorspronkelijke versie is " Carmen " een opera comique, met gesproken dialogen, en zo werd het werk steeds opgevoerd aan de " Opera Comique " te Parijs. Maar men gaat heden steeds meer deze originele versie opvoeren en in ere herstellen. Of dit een juiste visie is, daarover valt te discusiëren. Na Bizets dood componeerde Guiraud er recitatieven bij, omdat het werk ook als een opera zou kunnen worden opgevoerd, maar tevens ook om " Carmen " aan een internationale carrière te helpen, omdat werken met geproken dialogen in die periode internationaal niet gegeerd waren. Guiraud die een meesterlijk orkestrator was, (hij orkestreerde ook Offenbachs " Contes d'Hofmann " ) maakte deze recitatieven zo meesterlijk dat het vaak onmogelijk is te merken waar zijn werk ophoudt en dat van Bizet weer begint. Het recitatief tot Micaëla's aria sloop zelfs de " Opera-comique binnen. Ongetwijfeld kreeg het werk door deze bewerking een grotere eenheid en een grotere dramatische spanning. Was Bizet blijven leven, dan zou hij zonder een spoor van twijfel zelf recitatieven gecomponeerd hebben. En hij had het niet beter kunnen doen dan Guiraud.
Galli-Marié bleef lang de grote Parijse " Carmen " alhoewel ze de rol ook te Gent en te Brussel zong in 1882. Zij was tevens de lerares van haar nicht Marie-de-l'Isle, die ook te Gent Carmen vertolkte in 1904, maar die later haar nicht opvolgde aan de " Opera-Comique " te Parijs en er zong tot 1923. De meest beroemde internationale Carmen allertijden was wel de sopraan Emma Calvé die deze rol talloze malen zong te New York en Londen, zowel als in Parijs en Monte Carlo. Het aantal beroemde " Carmens " is sedertdien niet meer te tellen, te meer daar alle stemsoorten, deze rol gezongen hebben.
Historische opvoeringen aan de lage landen.
In Nederland is de populariteit van Carmen nooit getaand. Na de Nederlandse opera met de temperamentvolle Carmen van Irma Lozin (Gentse sopraan van geboorte) en de Escamillo van Orelio en de Don José van Pauwels en Urles, bleef het werk op het repertoire der Franse Opera, waar Sigrid Arnoldson, Gemma Bellincioni en ander sterren mee gasteerden, de Italiaanse Opera met Carmen zoals Labadia, Fede Fassini, Rosita Cesaretti, Guiseppina Zinetti en nog tal van andere sopranen. Aan de nieuwe Nederlandse Opera was eerst Lidy Van De Veen en daarna Mimi Aarden de briljante vertolkers. De snobs, die op het werk neer zagen kregen de schok van hun leven toen de " Wagnervereniging " de opera als een modelproductie ging opvoeren in 1928 onder Pierre Monteux, met Jane Bourguignon, Yvonne Brothier, René Lapeletrie en Marcel Journet. Zij herhaalden dit nog eens in 1937.
We ontdekken te Gent een eerste voorstelling reeds in 1877 met in de hoofdrol Celine Mézeray als Carmen en Daverne als Micaëla, Séran als Don José en Isaac als Escamillo. In 1882 hadden we de eerste Carmen op het podium namelijk Gall-Marié, haar nicht Marie-de-l'Isle in 1904 en 1910. Don José in 1904 was niemand minder dan Leon Campagnola en Hector Dufranne als Escamillo. In 1920 vinden we Vina Bovy als Micaëla, in 1945 André d'Arkor als Don José. De eerste voorstelling in het Nederlands is in 1942/43 tot 1947. Na 1947 steeds in het Frans. De grote Carmens na de bevrijding te Gent waren Lucienne Delveaux, Yola De Gruyter, Renée Varly, Béatrice Andreani , Suzanne Darbans , Michele Vilma, Mimi Aarden en Dorothea Pallade, als Michaëla Vina Bovy, Antoinette Bauters, Maria Balhant, Lia Rottier, Berthe Van Hyfte. Als Don José René Bonneval, Andre d'Arkor, Felix Van Der Heyden, Pierre Lanni, Robert Verney en als Escamillo vinden we Tilkin-Servais, Jean Prandy, Bert Roelants, Jean Laffont, Gilbert Dubuc, Lucien Cattin. In totaal zijn er 350 voorstellingen geregistreerd waarvan 3 in het Duits, 4 in het Nederlands, 25 in het Italiaans en 318 in het Frans.
Discografie en Cinégrafie
Van deze populaire Franse opera zijn natuurlijk veel volledige opnames geweest er zijn er in totaal 211 geregstreerd op het internet de oudste van 1908 wel een Duitse versie ik begin bij de eerste Franse versie opname van 1911 aan de Opera Comique.
1) Onder de leiding van François Ruhlmann '" Opera Comique " met als Carmen Marguerite Mérentié, Augustarllo als Don José, Aline Vallendri als Micaëla en Henri Albers als Escamillo . Op Black disc: Pathé 1650-1676 (27x78s) en reeds op compact.disc. martron 52019-2 (2CD's).
2) 1928 onder leiding van Eli Cohen met Raymonde Visconti als Carmen, Georges Till als Don José, Marthe Nespoulos als Micaëla en Louis Grecénot als Escamillo. Op Blac.Disc Columbia 14222-14236 ook op Compact.Disc Malibran Music CDRG154 (2CD's)
3) 1964 met George Prêtre als dirigent, Maria Callas als Carmen en Nicolai Gedda ams Don José, Andrea Guiot als Micaëla en Robert Massard als Escamillo. op compact. Disc. Emi CDS 7473-8 3CD's).
4) 1947 terug onder leiding van George Prêtre nu met Fiorenzo Cossoto als Carmen, Nicolai Gedda als Don José, Andriana Maliponte als Micaëla en onze José Van Dam als Escamillo. Op compact.Cassette Live opera 00208 en ook op compact.Disc Premiere Opera CDMO 298-2 ( 2CD's).
5) OP DVD. 2006 aan Covent Garden onder Antonio Pappano met Anna Caterina Auronacci als Carmen, Jonas Kaufmann als Don José en Norah Amsellem als Micaëla en Ildebrando d'Arcangelo als Escamillo Op DVD Decca 074 3312DH od ook op Blue Ray 074 3313HD.
Eddy Suys
Zoals steeds - perfectie. Proficiat en dank voor je publicaties Gilbert.
Voor wat Gent betreft - Don José ook diverse malen vertolkt door William Du Pré.