"Jean-Baptiste Lully " (1632-1687)
Zijn echte Italiaanse naam was Giovanni Battista Lully geboren in de omgeving van Florence op 28 november 1632 en overleden te Parijs op 22 maart 1687. Deze in Italië geboren componist was de grote schepper en grondlegger van het Franse ballet en opera aan het Franse Hof van Lodewijk XIV, de Franse zonnekoning. Hij domineerde decennia lang het Franse muziekleven. Zijn werk had duidelijk grote invloed in de ontwikkeling op de West-Europese muziek.
Zijn Biografie.
Als zoon van een molenaar had hij eigenlijk weinig opleiding genoten. Hij leerde wel dansen, viool en gitaar spelen e,n verdiepte zich in de muziek in het algemeen. In maart 1643 toen hij 13 was ontdekte men zijn buitengewone muzikale talenten, hij werd ontdekt door de Graaf van Guise, die hem meenam naar Parijs en hij zou nooit meer terugkeren naar zijn geboorteland. Hij kwam in dienst bij mademoiselle de Montpensier hij werd er manusje-van-alles en keukenhulp. In ruil voor Italiaanse les stimuleerde zij de jongen verder te werken aan zijn muzikale ontwikkeling onder leiding van zanger componist Michel Lambert, bij wie hij compositie en klavecimbel studeerde. Hij mocht ook als violist meespelen in de huiskapel. Hij was ook vaak in de gelegenheid het grote hoforkest te horen spelen en bestudeerde hij de Franse dansmuziek van dichtbij. De prinses heeft hem dan ontslagen toen ze een ongeoorloofd gedicht van hem over haar ontdekte, maar Lully had toen reeds zeer goede contacten met haar neef de jonge koning Lodewijk XIV opgebouwd, zodat hij in 1652 aan het koninklijk paleis kon starten.
Hij studeerde nu muziektheorie bij Métra en kwam al vlug in het hoforkest. Zo danste hij samen met de jonge koning in het ballet " Ballet de la nuit ", waarin de vorst de rol van de opgaande zon speelde, die hem zijn fameuze bijnaam van zonnekoning zou bezorgen. Enkele weken later werd hij bevorderd tot hofcomponist voor instrumentale muziek. Hij zou zijn hele verdere leven in dienst van zijn mecenas blijven.
In zijn scheppingswerk onderscheiden we drie periodes.
1653 - 1663.
Het hofleven met zijn vele feesten, partijen van ontvangsten stelde speciale eisen aan het soort muziek wat een hofmusicus diende te produceren . Lully componeerde in de beginperiode een reeks Italiaanse divertissementen, en tussen 1655 en 1671 een dertig balletten, waarvan de helft in samenwerking met Isaak de Benserade. Hij had grote invloed op de dansstijl van het koninklijk hof. In plaats van de gebruikelijke muziek die geschikt was voor langzame en statige bewegingen componeerde hij levendige dansen op een snel ritme: het menuet, de gavotte en de bourrée.
In 1655 kreeg Lully's stuk " Ballets des bienvenues " een zéér positieve ontvangst. Hij werd in die tijd dirigent en muzikaal leider van het kleine ensemble van zeer getalenteerde violisten, " Les petit Violons ", wat binnen korte tijd veel meer succes had dan het grote vioolensemble. Hij begon te experimenteren met andere speelstijlen en met nieuwe expressievormen van orkestmuziek. Niet lang daarna kreeg hij tevens de leiding over het grote ensemble en werd zijn naam ook buiten Frankrijk bekend.
In 1661 werd Lully tot Fransman genaturaliseerd. In 1662 ontving hij een aanstelling als muziekmeester in dienst van de koninklijke familie en in juli van dat jaar trouwde hij met Madeleine, een dochter van de componist Lambert.
1663 - 1673.
Lully's vriendschap en samenwerking met Molière duurde van 1663 tot diens dood in 1673. Dit resulteerde in " Comedies-ballets " composities voor illustratieve begeleiding bij enkele van zijn beste toneelstukken van de schrijver. Lully vond het belangrijk dat de uitvoeringen een goede spanningsboog in de dramatiek vertoonden en dat ze een hoog literair niveau haalden. Zijn streven sloot naadloos aan bij de grote belangstelling van de Fransen in die tijd voor de literatuur. Maar voor opera vond Lully de Franse taal aanvankelijk minder geschikt. Pas na een succesvolle opvoering van Camberts opera " Pomone " naar het libretto van Perrin veranderde hij van gedacht.
De opera was intussen in Frankrijk heel populair geworden, zowel bij het hof als bij het muziekminnende publiek. In 1669 werd de koning toestemming gevraagd tot de oprichting van een speciale voor de opera geschikte schouwburg. Deze kreeg officieel de naam " Academie d' Opéras " en werd in 1671 geopend. De eerste stukken die werden opgevoerd waren van Robert Cambert en Perrin. Maar Perrin moest naar de gevangenis vanwege een schuldprobleem en Cambert kreeg al spoedig concurrentie van Lully, die in 1672 privileges van Perrin overnam en van de Koning de toestemming kreeg tot de oprichting van de overkoepelende " Academie Royale de Musique " waarvan hij directeur werd. In 1673 nam hij ook de privileges van Cambert over en kwam de " Koninklijke Schouwburg " ook onder zijn beheer.
1673 - 1687.
Vanaf 1673 schreef hij tot zijn dood 1687 elk jaar een opera . Zijn eerste opera " Les fêtes de l'Amour et de Bacchus " op tekst van Philippe Quinalt had al voor zijn coup veel succes. Van die opera schreef een Nederlands bezoeker in 1680 :
" door Lully's op de beurs opgerecht, dat hem veel schatten heeft door dat vermaek doen winnen en ieder van het volk den maetsang deed beminnen ", de kleding is vol pracht, de stemmen goet, de dansers na de kunst bekwaem en licht van voet, de toestellen en geluyt kan oog en oor vermaeken."
Ook de opera " Le triomphe de l'amour " had veel succes. Deze werd op 10 mei voor het eerst opgevoerd.
Als directeur van de musiekakademie kreeg Lully van de Koning de bevoegdheid opera's en balletten ook in ander schouwburgen goed of af te keuren, waardoor hij veel invloed kon uitoefenen op het aangeboden repertoire. Hij beperkte het aantal musici in dienst van andere theaters en wist het een keer gedaan te krijgen dat een andere componist stopte met schrijven van opera's die niet naar de smaak van Lully waren. In feite had hij het volledige monopolie in het Franse muziekleven, gesteund door de openlijke bewondering voor zijn werk door de Franse Koning Lodewijk XIV en de vele privileges die hem geschonken waren. Uiteraard lokte zijn dictatoriale houding kritiek uit, maar het grote publiek vond zijn werk zo prachtig dat dit weinig effect had. In 1681 werd Lully " Secretaire du Roy " dergelijk ereambt gaf hem recht op een adellijke titel.
Zijn overlijden.
Lully kwam op 54 jarige leeftijd om het leven door een stom incident. Het gebeurde tijdens het dirigeren van een " Te Deum " op 8 januari 1687 dat werd uitgevoerd om de genezing van de koning na een ziekte te vieren. Zoals destijds de gewoonte was, gaf Lully de maat aan door met een lange stok op de grond te stampen. Per ongeluk prikte hij met de punt door zijn voet en wel zo hard dat hij ernstig verwond geraakte. Volgens de overlevering kreeg hij door de infectie gangreen. Men zou zijn voet amputeren maar wilde dit niet met als resultaat dat hij op 22 maart 1687 aan de gevolgen van dit incident overleed. Op zijn sterfbed schreef hij nog het stuk " Bisogna morire peccatore ".
Zijn drie zonen werden ook musicus en componist Louis Lully (1664-1734), Jean Baptiste jr. (1655-1743) en Jean Louis Lully (1667-1688)
Zijn muzikaal erfgoed.
We onderscheiden dus drie fazen in Lully's scheppingswerk. van 1653-1663 met zijn balletten en divertissementen, van 1663-1673 met de pastorale en het comédie-ballet en de derde periode van 1673 tot zijn dood in 1687 waar hij met zijn lyrische tragedie en lyrisch drama op muziek (opera's) ons een belangrijke muzikaal erfgoed heeft nagelaten. Van opera's op libretto van de dichter Quinalt componeerde Lully zo maar elf stuks en in het totaal 13 complete opera's die in zijn tijd bijzonder enthousiast werden onthaald. Hij ontwikkelde vanuit zijn balletmuziek een nieuwe operastijl met vooral krachtige chromatiek. Enkele van zijn werken hebben de tand des tijds doorstaan en worden nog regelmatig opgevoerd en ook enkele als een curiosum. De bekendste zijn : " Alceste " (1674) , " Thésée " (1675), " Atys " (1676), " Phaëton " (1683), " Armides " (1684) en " Armide "(1686). In de opera " Le triomphe de l'Amour " van 1681 introduceerde hij de orkestrale begeleiding van het recitatief, wat erg in de smaak viel. Hier maakte hij ook gebruik van profesionele dansers.
De Franse operastijl bleef een eeuw lang gehandhaafd en had grote invloed op het werk van andere componisten zoals " Händel en Henry Purcell ". Ook Lully's orkestwerken, zoals orkestsuites bestaande uit een ouverture en een serie dansen, hadden invloed op andere componisten. Verder introduceerde Lully verschillende nieuwe instrumenten in het strijkorkest zoals hout- en koperblazers, wat belangrijke nieuwe muzikale mogelijkheden bood.
Lully's " Miserere " een stuk dat hij schreef ter gelegenheid van de begrafenis van Pierre Séguer, oud-kanselier van Lodewijk XIII en XIV wordt gezien als een geniaal werk. Verder componeerde hij dansen, airs, suites, ouvertures, chaconnes en niet minder dan 30 balletten, comedies-balletten 5 stuks en 13 opera's, verder nog kamermuziek en koormuziek.
Meest recente reacties
https://basiaconfuoco.com/2016/11/02/la-gazza-ladra/
ik deed nog een componist er bij
https://basiaconfuoco.com/2018/02/14/romeo-en-julia-van-gounod-bellini-en-zandonai/
https://basiaconfuoco.com/2020/06/24/zelmira-van-rossini-ontroerend-mooi-totaal-vergeten/?fbclid=IwAR2tRY4KPE3Qp0I8CRdBMVsD3skHGdKFB7aPCAxGgwgnxO-PxnVlJhAVHs8
Altijd weer bijzonder interessant, Gilbert. Wat de eerste opname betreft van José Van Dam (in 'Deh vieni a la finestra' van Mozart): ik hoor de originele versie, met pizzicato-orkest en mandoline solo