" Die Entführung aus dem Serail "
Opera of Singspiel met ouverture in drie bedrijven en vier tonelen van Wolfgang Amadeus Mozart.
Libretto van Gottlob Stephanne, naar een toneelstuk van Bretzner.
Inleiding.
Er is geen woord dat groot genoeg is om de grootheid van dit werk re omschrijven. Het is een topmeesterwerk van de nog jonge componist van amper 26 jaar. Niet geweldig veel noten was de opmerking van Keizer Joseph II, maar precies zoveel als er nodig zijn, was Mozarts antwoord. Keizer Joseph II gaf de opdracht aan Mozart om een zangspiel te componeren voor het Hoftheater van Wenen. Gotlieb Stephanne de jonge librettist uit Wenen bewerkte samen met Mozart het in Berlijn uitgevoerde werk van Bretzner tot een zangspel, dit wil zeggen dat het accent op ontspanning zal liggen. Het werk is ontstaan tussen 1781 en 1782. Mozart componeerde met groot gemak. Hij componeerde de eerste akt in drie weken en de derde in nog minder tijd, zo was het werk klaar en kon het zangspel in première gaan op 12 juli 1782 aan het Hoftheater van Wenen. Het was een der zeldzaam voorkomende uitvoeringen waarbij Mozart in Wenen openlijk erkenning ondervond.
Dit zangspel of opera vond zeer vlug zijn weg naar andere Duitse operahuizen zoals Leipzig, Mannheim, Frankfurt, Praag, München en nog andere internationale steden. Het werd spoedig een repertoirestuk het geen de componist toen wel veel eerbetuigingen, maar weinig geld in het bakje bracht.
Rolverdeling. Stem. Eerste Cast.
Constanze ----------------------------------coloratuursopraan ----------------------- Caterina Cavalieri
Blondchen, kamermeisje --------------- sopraan (soubrette) ------------------------ Therese Teyber
Belmonte, edelman -----------------------lyrische tenor ------------------------------ Valentin Berger
Pedrillo, bediende ------------------------- tenor-buffo --------------------------------------- ?
Osmin, haremopzichter --------------------------- bas -----------------------------------Ludwig Fischer
Pascha Selim ------- een gesproken rol. -------------------------------------------------------- ?
Tijd en plaats: 18 de eeuw Tunis of Algiers.
Akt . 1
1° Toneel: Voor het paleis van de pasja Selim.
Belmonte zingt een openingsaria ( aria: " Hier soll'ich dich den sehen ") waaruit ons duidelijk wordt dat hij op zoek is naar zijn geliefde Constanze, die op reis door rovers is ontvoerd en verkocht als blanke slavin aan de pasja Selim. Hij hoopt hier info te horen van een boosaardig uitziende man die vijgen aan het plukken is. Dit is Osmin, de haremwachter van de pasha. Osmin is zéér achterdochtig, en doet alsof hij doof is en zingt ( een liedje: " Wer ein Liebchen hat gefunden ") , dat voor Belmonte een waarschuwing is om zich met zijn eigen zaken te bemoeien. Belmonte druipt mismoedig af en Osmin krijgt nu bezoek van zijn vijand Pedrillo, die vroeger bediende was van Belmonte en die samen met Constanze in Algiers gevangen is genomen. Osmin uit zijn haat tegen deze christen hond in zijn grote aria ( " Solche hergelauf'ne Laffen ") en brengt de geplukte vijgen naar het palies. Intussen heeft Belmonte zijn ronde om het Paleis gedaan en ontmoet hij nu Pedrillo, die hem tot zijn vreugde kan berichten dat Constanze het goed maakt maar wel degelijk samen met het kamermeisje Blondchen , Pedrillo's geliefde in de harem van de pasha verblijft. De twee smeden een plan om ze daaruit te bevrijden. Pedrillo die de gunst van de pasha heeft, zal Belmonte aan hem voorstellen als een beroemd Italiaans architect. Belmonte bereidt zich vol enthousiasme voor, maar toch met enige bange voorgevoelens op zijn wederontmoeting met zijn geliefde ( aria: " O wie ängslich, o wie feurig ") . Lofzangen verkondigen de aankomst van het bootje waarop de pasha Constanze komt uitgeleiden. Ze zegt hem dat ze haar oude geliefde niet kan vergeten ( aria: " Ach ich liebte, war so glüklich ") Als zij het paleis is binnengegaan stelt Pedrillo Belmonte voor aan de pasja die hem in dienst neemt . Osmin poogt hen de toegang tot het paleis te ontzeggen maar wordt door Belmonte en Pedrillo onder de voet gelopen.
Akt. 2
2° Toneel: het binnenhof van het paleis.
De pasja heeft het kamermeisje Blondchen aan zijn haremwachter Osmin geschonken , die echter weinig plezier heeft aan zijn geschenk. De akte begint met de (aria: " Durch Zärtlichkeit und Schmeicheln ") waarin ze haar meester vertelt op welke manier men een westerse vrouw het hof moet maken. Osmin prefereert zijn eigen methodes maar delft het onderspit in het ( duet: " Ich gebe doch rate ich dir ") . Deze scéne wordt soms in een apart decor gespeeld, waarop dan hierna het toneel wisselt naar de tuin. Hier zingt Constanze haar treurige ( aria: " Traurigkeit ward mir zum Lose ") , die vroeger vaak gecoupeerd werd, een gewoonte die gelukkig tegenwoordig niet meer wordt toegepast. De pasja benadert haar en vordert haar liefde, maar zelfs de bedreiging met martelingen kan haar standvastigheid en trouw niet aan het wankelen brengen ( aria: " Martern alles Arten ") Deze aria werd door Mozart nagecomponeerd voor Cavalieri, in plaats van een andere, en inderdaad is het zwaar voor een zangeres de twee aria's direct na elkaar te zingen. Sir Thomas Beecham loste dit probleem op door de Martern-aria, naar de derde akt te verplaatsen.
Pedrillo weet Blondchen op de hoogte te stellen van de komst van Belmonte en hun voorgenomen plan tot ontsnapping. Jubelend gaat deze haar meesteres het heugelijke nieuws vertellen. ( aria; " Welche Wonne, welche Lust ") Intussen begint Pedrillo zijn voorbereidingen voor de ontvoering ( aria: " Frisch zum Kamphe ") . Hij weet Osmin dronken te voeren met een grote en een kleine fles Cypruswijn, die Osmin feitelijk niet eens mag drinken . Deze is echter zo gulzig dat hij er op staat de grote fles te krijgen, waar Pedrillo een slaapmiddel in gedaan heeft. (drinklied: " Vivat Bacchus ") Pedrillo weet de beschonken en slaapdronken Osmin zijn huis in te loodsen en hierdoor is de weg voor Belmonte vrij om te voorschijn te komen. De akte besluit met een meesterlijk kwartet, waarin de twee paren Constanze-Blemonte en Blondchen-Pedrillo verassend goed getypeerd zijn. Pedrillo aapt alles van zijn meester na. Na de aanvankelijke vreugde over het weerzien volgt twijfel bij de heren over de trouw van hun dames, maat ook die gaat voorbij en het kwartet eindigt eensgezind en vol vertrouwen op het welslagen van de ontvoering.
Akt. 3
3° Toneel: dezelfde nacht in de tuin.
Hier zingt Belmonte nog een liefdesaria, waarbij hier kan gekozen worden uit twee aria's en meestal kiest men ( " Wenn der Freude Tränen fliesen ") , welke feitelijk in de vorige akt thuis hoort. Op deze plaats hoort ( " Ich baue ganz auf deiner Stärke ") te komen maar echter zelden wordt uitgevoerd. Pedrillo plaatst een ladder onder het raam van Blondchen en geeft het afgesproken teken als alles veilig is voor de vlucht, door op gedempte toon een ballade te zingen ( " In Mohrenland gefangen war ") Constanze en Blondchen klimmen naar beneden, maar juist op dat moment komt Osmin naar buiten om wat koelte voor zijn hoofdpijn te zoeken. Soms wordt hij gewaarschuwd door een doofstomme figuur, die hem opgewonden komt wijzen dat er iets aan de hand is. Hij slaat alarm en laat het viertal grijpen. Vruchteloos probeert Pedrillo Osmin voor te houden dat hij zelf ook niet vrijuit gaat. Maar Osmin is niet voor rede vatbaar. Zijn moment voor wraak is gekomen ( aria: " O wie will ich triumphieren ")
4° Toneel: op deze plaats komt in Beechams versie de aria: ( " Marten alles Arten ") ,
waarvan het lange orkestvoorspel dan als een intermezzo fungeert. Aria of geen aria de pasja is niet te vermurwen, ook niet als Belmonte hem meedeelt dat hij een invloedrijk edelman is en graaf Lostades heet. Integendeel: het blijkt Belmontes vader de man geweest is die de pasja uit Oram heeft verbannen en al zijn bezittingen heeft geconfisceerd. Het ziet er niet te best uit voor de zoon, die zelf moet toegeven dat eens de rollen zijn omgekeerd het lot van de pasja niet te benijden zou zijn. De twee geliefden krijgen van hem voor hun terechtstelling de gelegenheid om van elkaar afscheid te nemen (duet: " Welch ein Geschick ") Dan komt de pasja terug om recht te spreken. Tot ieders verbazing echter toont hij zich vergevingsgezind. Constanze mag met Belmonte op een speciaal schip naar Spanje terugreizen en Pedrillo weet een zelfde pardon voor zich en Blondchen te verwerven. Osmin is het met dit alles niet eens en laat een afwijkend geluid horen in de finale waarin allen hulde brengen aan de edelmoedige pasha. ( " Nie werd'ich deine Huld'verkennen .")
Historische achtergrond.
Dat de " Entfürung " een traditioneel Duits zangspel is dat alle allures heeft van een grote opera , komt doordat de Oostenrijkse Keizer Joseph II in dat jaar (1780) experimenteerde met een Duits gezelschap aan zijn Hoftheater in Wenen. ( dit was echter wel van korte duur). Er werd zelfs een wedstrijd uitgeschreven voor componisten, maar hiervan kwam niet veel soeps uit de bus tot Mozart de opdracht kreeg en werk in te dienen. Dus de " Entfürung " werd er opgevoerd op 16 juli 1782, met Caterina Cavalieri ( ondanks haar Italiaanse naam toch weer een Weense sopraan) Therese Teyber, Valantin Ademberger en Ludwig Fischer onder de leiding van Mozart. In zes jaar tijd beleefde deze opera 34 opvoeringen in Wenen. Eigenlijk is dit wel de oudste Duitse opera die repertoire gehouden heeft en de tand des tijds heeft doorstaan. Hij behoort zelfs tot het Duitse basis repertoire. Buiten Duitsland en Oostenrijk werd het echter ten onrechte lang in het Italiaans opgevoerd in Engeland en Amerika, in 1866 zelfs met recitatieven door de dirigent Arditi geschreven.
Beroemde Constanzes, Maria Ivogün, Erna Beyer, Maria Cebotara, Elisabeth Schwarskopf, Maria Nemeth, Maia Callas, later zijn ook vele Blondchens Constanze gaan zingen onder ander Erna Berger. Ondanks zijn humoristische aspect is de rol van Osmin allerminst een typische bas-buffo. Zijn aria's eisen een grote bedrevenheid in coloratuur en dienen door een serieuze bas gezongen te worden. Grote vertolkers uit de 20 ste eeuw, Wilhelm Hesch, Paul Knüpher, Ivar Andresen, Paul Bender, Ludwig Weber en de Nederlander Arnold van Mill (zong te Gent van 1950 tot 1951), waren uitgesproken stemmen in die rol van Osmin.
Historische uitvoeringen in de lage landen .
In Nederland vind ik uitvoeringen in 1927 in De haag onder Egon Pollak met Maria Ivogün en Karl Erb. Door de Wagnervereniging onder Bruno Wagner in 1934 met Margherita Perras, Lotte Schöne, Hans Fidesser, Hans Fleicher en Berthold Sterneck. In 1932 door het gezelschap uit Utrecht met Louise de Vries als Blondchen en Connie Bijster als Constanze in een Nederlandse vertaling van Jan Engelman en tijdens de oorlog WO II door het Deutscher Theater met Erna Berger en Peter Anders als gasten.
Ook in Gent vind ik een eerste voorstelling in het Duits door een gasterend gezelschap uit Amsterdam in 1830/31. Een eerste vertoning met het eigengezelschap in Gent is op 27 januari 1848 in een Franse versie van Pascal ( " L'enlevement au Serail ") met De Saptes als Constance Isouard als Blondine en Tallon als Belmont en Henri Zegler als Osmin. Deze laatste zou directeur zijn van de Gentse opera tussen 1852 en 1854, en Basquet als Pedrille . Opieuw in het Duits in het speelseizoen 1941/42 door een gasterend gezelschap uit Hamburg voor één voorstelling. Voor het eerst in het Nederlands op 3 mei 1942 met Carli, Marcelle Vernay als Blondje, Karel Locufier als Belmonte, Coen Jochem als Osmin en Francis De Paep als Pedrillo goed voor drie vertoningen met één gastvertoning in Antwerpen en Brugge. Deze Nederlandse versie werd nog eens herhaald op 7 december 1947 met dezelfde vertolkers met uitzondering van Jean Villard als Belmonte.
Later waren er nog hernemingen in het kader van het Festival van Vlaanderen op 1 september 1969 met Meredith Zara, Einarson, Harper en Meven. Door de " Mozartoper " als een gastvoorstelling op 17 februari 1970 met Grasrelt, Dolan, di Pianduni, Ibringer en Schönvese. En nog eens met het eigen gezelschap van de koninklijk Opera van Gent " op 13/18/ 20 februari 1977 met Maria Despina Koromantzo nu als Constanze, Hilda de Groote als Blondchen, Antonis Constantino als Belmonte, Hubert Weber als Osmin en Koen Crucke als Pedrillo onder de leiding van Margaritov. Dit betekent vanaf 1848 in de grote schouwburg 13 voorstellingen waarvan 3 in het Frans, 4 in het Nederlands en zes in het Duits en nog eens twee gastvoorstellingen in het Nederlands door het eigen gezelschap.
Discografie en Cinégrafie.
Er zijn momenteel 69 volledige opnames geregistreerd op het internet.
1) 1937 onder Heinrich Steiner met het Orchester des Reichsender Berlin. Met Lea Piltti, Karl Erb, Irma Beilke, Erich Zimmerman, Wilhelm Strienz, Lother Kermer . Op Black Disc. Record Company ANNA 1019 (2 Lp's) en ook op CD Hous of Opera CBB344 (2 Cd's-2003)
2) 1965 onder Zubin Mehta met de Wiener Philharmoniker met Anneliese Rothenberger, Fritz Wunderlich, Reri Grist, Gerhard Unger, Fernando Corena, Michael Hebau, op compact disc. 1995 Orfeo C39+2952 (2 Cd's).
3) Ook in 1965 onder Eugen Jochum aan Bayerse Staatsoper met Erka Köth, Fritz Wundelich, Lotte Schädle, Fredrich Lenz, Kurt Böhme en Rolf Baysen op Blacb disc. DDG. LPM 39213-15 (+ Bestien und basrienne ) 3 Lp's en vanaf 1998 ook op Cd DG 459424-2 (2Cd's).
4) 2008 onder David Robertson Metropolitan met Diana Damrau, Marrhew Polenzani, Alexandra Kurzak, Steve Davidson, Kristinn Sigmundson, Matthias von Steymann. op compact Disc. Celesial Audio CA 776 (2 Cd's).
5) 2005 op DVD onder Julia Jones met Frankfurter Museumorchester met Diana Damrau, Daniel Kirch, Kertin Awens, Peter Marsh, Jaco Huipen, en Christoph Suest. op DVD Encore DVD 3084( 2007) .
Meest recente reacties
https://basiaconfuoco.com/2016/11/02/la-gazza-ladra/
ik deed nog een componist er bij
https://basiaconfuoco.com/2018/02/14/romeo-en-julia-van-gounod-bellini-en-zandonai/
https://basiaconfuoco.com/2020/06/24/zelmira-van-rossini-ontroerend-mooi-totaal-vergeten/?fbclid=IwAR2tRY4KPE3Qp0I8CRdBMVsD3skHGdKFB7aPCAxGgwgnxO-PxnVlJhAVHs8
Altijd weer bijzonder interessant, Gilbert. Wat de eerste opname betreft van José Van Dam (in 'Deh vieni a la finestra' van Mozart): ik hoor de originele versie, met pizzicato-orkest en mandoline solo